32
het jaar 925 schenkt Graaf Dirk I een aantal hoeven in Vroonen aan het pas door
hem opgerichte klooster Egmond. De strategische betekenis van de Vroonergeest
voor de graven van Holland is uit het voorgaande al bekend, maar ook de
Westfriezen gebruikten al honderden jaren de hooggelegen grond als uitvalsbasis
voor hun rooftochten in Kennemerland. Toen al een historische plaats dus.
Inmiddels bereidde het leger, dat formeel werd aangevoerd door graaf Jan I - maar
in werkelijkheid werd gedomineerd door 's graven Raad - zich binnen de omwalde
muren van Alkmaar voor op de confrontatie met de Westfriezen Uit een
oorkonde, bezegeld in die stad op halfvasten, zondag 24 maart 1297, blijkt
opnieuw de grote invloed van Jan van Renesse binnen de Raad
Graaf Jan I verklaart namelijk dat de grafelijke lenen van Jan van Renesse en diens
vrouw Softe van der Gouwe voortaan onversterfelijk zullen zijn
Opnieuw laat Van Renesse zich dus door de jonge graaf bevoordelen; een beloning
ditmaal voor diensten welke nog geleverd moeten worden. Maar de Zeeuw zal
geredeneerd hebben dat hij deze keer zijn leven op het spel gaat zetten en het niet
zeker is dat, na zijn eventuele dood op het slagveld, anderen achteraf zijn vrouw en
kinderen nog zullen belonen.
En, het mag hier alvast wel gezegd worden, Jan van Renesse zal voor een
tegenprestatie van formaat zorgen.
Eerst proberen edelen nog namens de graaf, in onderhandelingen met de Friezen,
deze te overreden "hun plichten na te komen", met andere woorden, zich over te
geven.
Maar voor dezen is er geen weg meer terug. De Procurator daarover:
En dat werd het. De kronieken berichten tamelijk uitvoerig over het gebeurde op
die woensdag 27 maart 1297, nu zevenhonderd jaar geleden.
Om te beginnen (letterlijk) hadden de Hollandse- en Zeeuwse edelen nog een
verrassing in petto. Kennelijk werd door hen tijdens het overleg met de
Westfriezen met ridderlijke openheid verklaard dat indien de onderhandelingen niet
tot het gewenste resultaat zouden leiden, zij op donderdag 28 maart tegen hen in
het veld zouden treden. Een openheid van zaken die tussen ridderlegers onderling
"zij stuurden met hardnekkige hoogmoed en met hoogmoedige
hardnekkigheid aan op een finale oorlog.