27
Maar het ontzet was nu nabij en de bevelvoerende Florens van Egmond gaf
opdracht aan zijn mannen om uit te breken, teneinde de door de Friezen
aangebrachte palen uit de grond te trekken die de doorvaart naar het aan de
havenmond gelegen kasteel belemmerden
Zo werd het Jan van Avesnes mogelijk het kasteel te bevoorraden met koren,wijn
en bier en ook met rundvlees en spek, zoals de rijmkroniek vermeldt. Ook zwavel
en pek werden niet vergeten want het zou wel niet lang duren alvorens na vertrek
van Avesnes' expeditieleger de belegering door de Friezen weer zou beginnen.
Maar het vertrek werd problematisch, want zoals bij vrijwel alle vorige
krijgstochten in West-Friesland gingen ook nu de weersomstandigheden een alles
bepalende rol spelen. Deze keer geen storm of overvloedige regenval, maar strenge
vorst, de rijmkroniek:
en
De terugtocht per schip werd door het ijs onmogelijk en (volgens Stoke) kreeg Jan
van Avesnes het advies snel over land te vertrekken.
Deze volgde die raadgeving op en vertrok met spoed richting Haarlem en raakte
daardoor van zijn leger gescheiden. Zijn hoofdmacht viel daarbij in groepen uiteen,
die bij hun terugtocht door het vijandige land, grote verliezen leden De
rijmkroniekschrijver geeft de slechte adviseurs er dan ook flink van langs!
Hier hoort een kleine toelichting bij, want Melis Stoke schreef deze geschiedenis
zeer waarschijnlijk op nadat hij zelf in dienst was getreden van diezelfde Jan van
Avesnes en het was (in die tijden en niet in die tijden alleen) verstandig en
gebruikelijk de foute beslissingen van de broodheer in de schoenen van slechte
adviseurs te schuiven.
In Haarlem aangekomen hoort van Avesnes van de aanwezigheid van zijn
bloedverwant in Zeeland. Stoke laat de Henegouwse graaf dan zeggen:
Stoke schildert daarna een ontroerend beeld van Jan van Avesnes als iemand die
volkomen belangeloos de hete kastanjes voor zijn neefje uit het vuur heeft gehaald
"Het was utermaten cout"
"Want het vroes so oversere!"
"Moe te Jan nu comen wesen,
Mijn lieve nevel"....