Na 1941 was er niet veel hout meer voorradig, maar de goede band met de familie
Barendregt van de houthandel bleef. Als er weer wat hout voorradig was, liet hij dit
altijd weten.
Ze hadden geen kinderen en dat was voor hen heel erg jammer. Dikwijls zeiden ze tegen
mijn ouders: "Jullie hebben er zoveel (we waren met zijn tienen) en wij hebben niets
Omstreeks 1942 kwam mijnheer Barendregt eens bij ons thuis en toen barstte hij in
huilen uit. Mijn moeder legde haar arm om zijn schouder en vroeg: "Wat is er aan de
hand, kan ik misschien helpen Toen kwam zijn verhaal: We hebben een klein Joods
meisje in huis. Het is al een tijd goed gegaan, maar gisteren werd ons huis bestormd
door Duitse soldaten. Mijn vrouw was net even bij de buren om het kind op te halen,
daar had Marianne gespeeld. Dat was haar geluk, anders was ze meegenomen.
Het is verraden dat er bij ons in huis een Joods meisje is. Hoe kunnen grote mensen
jacht maken op zo1n kind van drie jaar, het is onbegrijpelijk.
Mijn moeder heeft toen eerst koffie gezet en mijnheer Barendregt kwam weer tot rust.
Vader kwam thuis en was verrast daar zijn goede vriend te zien. Nadat die het gehele
verhaal had gehoord werd er gesproken over een onderduikadres voor het meisje. Nu had
mijn vader een zuster, die met haar man midden in het akkerland tussen Pancras en
Koedijk bij een watermolen woonde. Het waren eenvoudige en blijde mensen, wij kwamen er
graag. Je kon er alleen varend komen. Mijn vader is er met mijnheer Barendregt in een
roeibootje naar toe gegaan. Ze hebben daar het verhaal verteld en gevraagd of Marianne
er kon onderduiken. Hoewel ze reeds twee Joodse mensen in huis hadden stemden ze toe.
Nog dezelfde avond hebben vader en mijnheer Barendregt haar er met een roeiboot heen
gebracht. Wat waren die oude mensen blij met dat vrolijke kind. Marianne had nu een opa
en oma.
Het leven ging zo normaal mogelijk zijn gang. Elke dag voeren er schuitjes met tuinders
langs het huisje. Marianne wist, dat ze dan binnen moest komen.
Toch is er waarschijnlijk verraad in het spel geweest. Op een koude winsternacht was er
opeens veel lawaai om het huis. Er werd hard op de deur gebonsd en geschreeuwd: "Deur
open Wat een paniek. Het hele huis werd doorzocht. De twee Joodse onderduikers
werden naar de boot geschopt. Ze kwamen ook bij het bedje van Marianne. Nadat ze haar
goed hadden bekeken, vroegen ze: "Hoe heet je Heet je Sara Maar ze keek hen alleen
maar aan en antwoordde niets. Tante zei:"Dat is mijn kleindochter." De Duitsers
geloofden haar eerst niet, waarop tante zei: "Kom maar mee naar de kamer, daar hangt
het portret van haar ouders. Mijn zoon heeft een Javaanse vrouw en dit is hun kind."
Daarna zijn de Duitsers weggegaan met de beide andere onderduikers. Die zijn nooit
teruggekomen.
Diezelfde nacht bracht mijn oom kleine Marianne bij ons. Hij en zijn vrouw zijn meteen
ondergedoken. Toen de Duitsers een volgende dag weer bij hun huisje kwamen, was er
niets meer.
Voor Marianne vonden we een onderduikadres in Bergen. Achterop de fiets heb ik haar in
donker weggebracht. Ze kwam in een gezin met twee kinderen, dat was fijn voor haar.
Totdat er op een dag bij de buren een tuinder uit St.Pancras op bezoek kwam. Hij
herkende in Marianne het meisje van de watermolen.
-5-