Voor ons was Simon Lek daar herbergierHij ging als
rentenier in Heiloo wonen. Hij was in 1876 reeds
herbergierMijn vader Klaas Slik werd hier vracht
rijder. Hij had drie wagens.:
Op maandag en zaterdag reed hij met de open bakwagen
naar Alkmaar. De winkeliers uit Pancras hadden daar
hun bestellingen bij de grossiers gedaan en vader
moest die voor hen ophalen.
Op andere dagen reed hij met de tentwagen. Zelf zat
hij op de bok en dat was een koud baantje, daar
moest je goed op gekleed zijn, en achter hem zaten
de passagiersHeel wat keren moest hij dokter Mel-
chior uit Koedijk halen voor een vrouw, die moest
bevallen of een ernstig zieke.
Verder hadden we nog een driewieler kar.
Dan hadden we nog akkers in de Achtergeest en een
kas
Mijn moeder, Trien Galis, moest voor de herberg
zorgen. Ze heeft daar heel wat meegemaakt.
Achter ons lag een flink stuk land. Het was toen nog
hoog, nog niet afgezand. Daar stond een soort houten
keet, waarin een stel polderjongens huishielden
's Vrijdags vingen ze hun geld en dan moest het even
gebeuren: Ze gingen zichzelf op één of meer borrel
tjes trakteren. Bij ons stond naast de tap altijd
een kan met water. Een van die jongens verdacht mijn
moeder ervan, dat ze zijn glas gedeeltelijk met
water uit die kan had gevuld en wilde haar met de
kan op haar hoofd slaan.
Een ander probeerde met een zaag een stuk van een
poot van de biljarttafel af te zagen.
Als kind was ik bij zulke situaties vreselijk bang.
Ik kroop dan van angst in een hoek van de kamer.
Als kinderen waren we vaak aan het bochten op de
Bovenweg. En we zongen:
"In spin, de bocht gaat in,
Uit spuit, de bocht gaat uit."
Dat kon toen nog zonder gevaar gebeuren.
Of we hadden drijftollen met van die mooie kleuren.
-75-