In 1859 deed Alkmaar het aanbod: "Wij laten op onze kosten de weg door de Nollen bestra ten tot een breedte van 2.80 ellen of met de kantlagen 3.10 ellen. Dit zal ons 2400,-- kosten. We doen dit om een betere communicatie tussen de diverse gemeenten te verkrijgen. Voordat Alkmaar hiertoe overgaat wil het eerst de toezeg ging van Oudorp, Koedijk en St. Pancras dat zij daarna het onderhoud op zich nemen. Tevens verwacht Alkmaar dat de Langedijker gemeenten hun straatwegen in een goede en rijdbare staat zullen bren gen. Indien zij deze toezegging doen is Alkmaar tevens bereid zich in te zetten voor een goede communicatie tussen Oudkarspel en Nierop en gaat Alkmaar tevens de weg tussen de Halvemaansbrug en de Friesche poort in een goede staat brengen. In StPancras werd dit aanbod met gejuich ontvangen en het verklaarde meteen borg te staan voor een goed onder houd van de nieuwe straatweg. Erg teleurgesteld was men toen Oudorp en Koedijk niet bereid waren om dezelfde belofte te doen. Dus...de Boven- weg bleef slecht En StPancras maar kankeren: In de zomer kom je niet door het mulle zand, in de winter blijf je steken in de plassen en de blubber Toen de Middenweg van de Heer Hugowaard wel werd bestraat en de Ringweg eveneens goed begaanbaar was, verdween Alkmaars interesse in de Bovenweg. Het had zijn aanbod in 1859 gedaan met de bedoeling een goede wegverbinding Alkmaar-Niedorper Verlaat tot stand te brengen. Dit doel was na de verharding van de Middenweg bereikt Toen in 1868 burgemeester Nobel Alkmaar berichtte dat de inzichten van Koedijk en Oudorp wat betreft het onderhoud van een straatweg door de Nollen waren veranderd en Alkmaar vroeg om nu deze weg op zijn kosten te laten aanleggen, (zie Klin 5 blz. 43) antwoordde Alkmaar dat er sedert 1859 een en ander was veranderd: de komst van de spoorweg en het bestraten van de Middenweg, waardoor Alkmaar veel minder belang had bij een straatweg door de Nollen en er geen geld voor beschikbaar wilde stellen. -168-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1996 | | pagina 170