Hoewel er een goede verbinding te water met Alkmaar was,
begon men hier omstreeks 1845 toch de behoefte te gevoe
len aan een betere wegverbinding. In de gemeentelijke
jaarverslagen (opgezonden naar G.S.) werd vermeld:
De Geest- of Bovenweg loopt van St.Pancras tot aan den
Hoornschen weg, zijnde een zandweg, is gemiddeld 4 Neder -
landsche ellen breed en is het grootste deel van het jaar
zwaar en slecht te berijden. Een wagen met kool moet soms
door 3 of 4 paarden worden voortgetrokken. Er is hier
veel passaat van den Langendijk naar de Alkmaarsche
markten en eveneens vanuit veel andere plaatsen van
noordelijk Noord-Holland. De weg is vooral in den herfst
moeilijk te berijden. Het is beter dat deze weg, net als
alle andere wegen in Noord-Holland, ook in een beteren
toestand zoude worden gebracht. Dit zou hier vrij gemak
kelijk kunnen gebeuren. Het zand kan gemakkelijk worden
aangevoerd, want dat is hier volop voorradig en dit zou
dus hier met veel minder kosten gepaard gaan dan elders.
De commissaris antwoordde burgemeester Klaas DuifIn
eerste instantie moeten jullie zelf proberen jullie wegen
in orde te krijgen en wanneer zo'n weg in meerdere ge
meenten ligt, moeten jullie het samen met de buren doen.
Daarop liet St. Pancras een kostenraming voor een harde
weg door de Nollen maken en vroeg Oudorp en Koedijk of
zij bereid waren dit project mee te bekostigen.
Beide gemeenten gaven niet thuis en in arren moede be
sloot StPancras de Bovenweg dan maar in dezelfde staat
te laten en zo goed mogelijk te onderhouden.
-167-
werd de weg eenvoudig afgesloten door enkele in de grond geslagen palen, (hieraan hebben we het
woord hinderpalen te danken)
Toen er tijdens koning-koopman Willem I meer handel en industrie kwam, ontstond de roep om
betere wegen. Lang niet iedere dorpeling was op deze vooruitgang gebrand
(In de praktijk betekende dit dat iedere aanliggende eigenaar zorg moest dragen voor het
weggedeelte langs zijn perceel. Bij 't ploegen en eggen van de aanliggende akkers mochten deze
werkzaamheden niet tot op de weg worden voortgezet. Het gemeentebestuur schouwde de weg en liet
er politietoezicht op uitoefenen. Dat de burger deze zorg niet altijd even goed behartigde,
blijkt uit opgemaakte proces-verbalen (Klin nr.9 blz.66) en uit een brief van de Pancrasser
burgemeester aan zijn Koedijker collega, waarin deze schreef dat bij hem steeds werd geklaagd
over de slechte staat van de weg in het Zuideinde. Ook maakte men daar de Klinnen van de erfaf-
scheiding op de weg, zodat de rijstrook steeds smaller werd en twee wagens elkaar niet konden
passeren.(1858)