-78-
Ja, die leden moest je wat te vriend zien te houden.
We verkochten nooit iets aan hen, maar moesten wel
eens iets doen zodat ze een oogje dichtknepen.
Natuurlijk gebeurde het slachten zo stiekem mogelijk.
Deden we dit niet, zagen ze ons openlijk lopen, dan
werd de zaak meteen verlinkt en zodra de Duitsers het
wisten, kwamen ze er op af want dan wilden ze meeëten.
Eens stopte zo'n Duitse auto bij ons voor huis. We
waren al enige tijd klaar met slachten, op tafel lagen
nog wat restjes vlees, erg geschikt voor de soep. Ik
was bezig die zaak op te ruimen en toen stapte al
roepend en scheldend ortskommandant Willy Ruhe binnen.
Ik zei: "Stil maar man, ik ben net bezig het een en
ander voor jullie in te pakken" Ik griste het hele
zaakje bij elkaar in een stuk papier en liep er mee
naar de auto. Daar zaten nog twee Duitse officieren in
en die lieten het raampje zakken. Ik keilde de hele
zaak naar binnen, zo in hun gezicht. Schelden dat ze
deden.Maar ik maakte dat ik weg kwam.
Even later, daar had je ze:"Waar is dat zwijn
schreeuwden ze. Maar ik liet me niet meer zien.
Eenmaal verraadden we bijna onszelf. In de vetboet
hing nog een nier vet op zijn bestemming te wachten.
Een hond had de houten grendel van de deur los weten
te wrikken en was met het vet aan de haal gegaan. Hij
had dit met zich meegesleept naar de Bovenweg. Tot aan
brandstof boer Cor Kooy was het spoor te volgen. Met
een rotvaart heb ik dit toen uitgewist.
Ergens aan de Benedenweg moest een varken vandaan
komen. Dood was het gemakkelijker te vervoeren dan
levend. Vandaar dat het bij die mensen onder de vloer
werd doodgemaaktHet was een knoeperd van een beest
Ik moest de kop vasthouden, vader Hein deed de rest.
Toen moest het in twee helften naar de vetboet worden
gebracht. De ene helft was er al en werd reeds door
vader ontleed. Kees en ik haalden de andere helft per
fiets op. Op het driehoekje stonden twee mannen van de
CCD"Afstappen!" klonk het. En vervolgens: "Wat heb
ben jullie daar "Een varkentje", zei Kees. Toen de