-36- Het bleef rustig tot vrijdagavond 22 oktober. Maar toen was het dan ook goed raak Aan het bombardement leek geen einde te komen. Toen we eindelijk de schuilkelder konden verlaten zagen we dat de stad aan alle kanten brandde. Bij ons was weinig of geen schade. De volgende morgen liep een Amsterdamse kennis bij ons aan, hij vertelde dat het in de gehele stad nog brand de Tegen de middag kwam Sjaak uit de Jordaan. Hij was vrijdagavond naar de bioscoop geweest en vertelde dat de gehele binnenstad eveneens brandde. Hij had enorm zere ogen van de rook. Van een medische hulppost had hij hiervoor zalf gekregen. Hij vertelde dat mensen, die het bombardement over leefd hadden, wezenloos door de stad dwaalden, ze wisten niet waar ze naar toe moesten gaan, ze zagen geen enkel herkenningspunt, alles was verbrand. Zaterdagavond werd de lucht nog roodgekleurd door de brandende stad. Het was huiveringwekkend Wij gingen gekleed, alleen met de schoenen uit, naar bed, want de schrik zat er ook bij ons goed in. De daaropvolgende zondag gingen we in de stad eens poolshoogte nemen. Men had de brede, doorgaande wegen vrij gemaakt De smallere straten waren nog onbegaanbaar. Hogere gebouwen, zoals scholen, brandden er nog lustig op los, ze waren alleen enkele verdiepingen lager geworden. Aan blussen viel niet te denken. De meeste huizen hadden een kelder, die als schuilge- legenheid was ingericht. Begrijpelijk dat tijdens het bombardement niemand de kelder verliet, daar was men nog betrekkelijk veilig. Toen het bombarderen ophield, was het onmogelijk om naar boven te gaan vanwege de alles verzengende vuurzee. Velen zijn toen door ver stikking om het leven gekomen. Hulpploegen waren bezig met de kelders leeg te halen. Hier lagen negen lijken, daar vijf, een enkele maal wel twintig. Omdat de doden niet altijd direct konden worden afgedekt, was duidelijk te zien dat ze een afschuwelijke dood hadden gehad.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1995 | | pagina 42