-21-
worden gebracht.
Ik antwoordde: "Dan ga ik helemaal niet naar huis,
integendeel, dan ga ik de verkeerde kant uit, ik ben
Hollander en wil hier blijven."
Ze heeft me toen duidelijk gemaakt, mijn mond zat nog
op 't slot, dat ze hier nog niet in staat waren om me
de hulp te geven, die ik nodig had en dat ik daarom
terug naar Engeland moest.
Dus was ik een tijdlang afwezig.
Net nadat Nederland was bevrijd, kwam ik weer terug
bij onze brigade. Diverse jongens mochten een paar
dagen met verlof om hun familie op te zoeken. Ik werd
als chauffeur aangewezen om enkelen te vervoeren. (Het
openbaar vervoer moest nog op gang komen). Natuurlijk
zocht ik een rit uit die richting Noord-Holland voer
de
Eerst moest ik een knaap in Den Haag afzetten. Zijn
moeder was weduwe. Ze had nog een tweede zoon, die
gedurende de oorlog ook buiten Nederland was. Omdat we
wisten dat de gezondheid van die vrouw aan de zwakke
kant was, zei ik: "We zullen proberen dit voorzichtig
te doen, je moet maar niet voor de deur uitstappen. We
moeten je komst maar even aan laten kondigen."
Dit gebeurde en toen hoorden we, dat haar andere zoon
ook net was thuis gekomen.
Toen ik hem enkele dagen later weer op wilde halen,
kwam hij met tranen in de ogen aan de deur: "Mijn
moeder is gisteren gestorven." De emoties waren toch
teveel voor haar geweest.
Toen ik dit hoorde, zei ik tegen hem: "Jij blijft de
eerste dagen maar thuis en doet wat je doen moet. Ik
regel dit wel met de dienst. En jij komt maar weer
zodra dit mogelijk is."
Een andere jongen moest ik naar Katwijk brengen. Hij
had een vrouw en twee kinderen. Bij hem thuis werd
niet opengedaan: de vrouw zat met de kinderen ergens
in Gelderland.
Nadat ik tenslotte nog iemand in Amsterdam had afgezet
reed ik richting Loosdrecht om Grietje op te pikken.
En vandaar gingen we naar Sint-Pancras