-1 7-
dit voorstel graag aan.
We hebben toen een tijdje met de Koningin gesproken.
Er was ook een kapitein bij en natuurlijk sprak ze
vooral met hem. Dat vonden wij prima, des te gemakke
lijker hadden wij het.
Deze kapitein had enkele verwondingen opgelopen, waar
van hij herstellende was. Op een gegeven moment vroeg
Wilhelmina hem: "En wanneer denkt U weer terug te gaan
naar Uw jongens
Hij antwoordde: "Wel, zodra ik kan, ga ik met vakantie
en daarna zullen we wel weer zien."
Nadat hij dit had gezegd, draaide de Koningin hem
ogenblikkelijk de rug toe en ze zei geen woord meer
tegen hem. Later heb ik tegen die kapitein gezegd:
"Man, hoe kon je dat nou zeggen. Zij denkt alleen maar
aan een bevrijd Nederland. Je had moeten zeggen: Maje
steit, zodra het maar enigszins mogelijk is, ga ik
terug naar mijn onderdeel."
Natuurlijk liet men ons daar niet zomaar wat stilzit
ten. Al gauw nadat de oorlog was uitgebroken werden
alle koopvaardijschepen met een kanon uitgerust. Dus
had men op alle schepen mensen nodig, die zo'n stuk
konden bedienen. Bij ons vroeg men hiervoor vrijwilli
gers. Het leek me minder gezond werk, vandaar dat ik
niet vooraan stond. Velen, die zich opgaven, zijn
nooit teruggekomen.
In 1942 kwam een sergeant bij me. Hij was uit Alkmaar
afkomstig. Hij spreidde een kaart van de kop van Noord
Holland voor me uit. Letterlijk alles stond er op.
Daarna vroeg hij me: "Jan, kun jij op deze kaart het
huis van je vader aanwijzen Nadat hij had geconsta
teerd dat ik goed met die kaart overweg kon, vroeg hij
me: "Zou je er voor voelen om met een stelletje Engel
se soldaten bij de Hondsbosse aan land te worden gezet
en vandaar met hen naar Schagen te gaan, om je daar
met de ondergrondse in verbinding te stellen 'k Heb
geantwoord er niet veel voor te voelen omdat wanneer
ik daar aan land zou worden gezet, vermoedelijk de
verleiding voor mij te sterk zou worden om in plaats
van richting Schagen, die naar Pancras in te slaan.