ons heen opvliegen. Wij beantwoorden dat, maar daar we slechts zes patronen in de houder hebben is de pret snel over, en kan de mof de benen nemen. Als wij de boerenfamilie ondervragen, verwijten zij elkaar de schuldige te zijn van de narigheden die nu gaan komen. De mof was alleen maar een kennis, die er kwam om wat bij te eten. Ik ga met pa mee de zolder op, waar hij uit een kist zijn goeie goed pakt. Bibberend vraagt hij me, wat hij nodig heeft en hoe lang hij weg zal blijven, waarop ik zeg hem geen geruststellend antwoord te kunnen geven, want dat hangt niet van mij af. Ook dat hij zelf wel het beste zal weten, of hij iets ergs op zijn kerfstok heeft. Het is een zielige vertoning, als hij met ons meemoet en een huilende moeder en dochter achterlaat. In het kamp aan de Westerweg gaat het tamelijk gemoedelijk toe. Een bewaker, lid van de OD, (ik zal zijn naam niet noemen) haalt als demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkameraden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende maar nooit hardhandige wraakoefeningen na op de gemeensten onder hen, kunnen de gevangenen over hun behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat, vaak door hun medeschuld, anderen werd aangedaan. Een gevangen hoedenwinkelier uit het Payglop vraagt mij, eens te willen gaan kijken hoe het er met zijn winkel bij staat. Als ik dat heb gedaan en hem zonder omhaal vertel dat de ruiten ingegooid en de winkel geplunderd is, valt hij haast van zijn stokje. Ik heb geen meelij met hem. De NSB-burgemeester van den Helder wordt bij zijn aankomst in het kamp aan mij toevertrouwd. Hij is vergezeld van zijn in bontjas geklede en opge dirkte vrouw en beide dito dochters. Daar hij meteen vanuit de hoogte bij mij begint te protesteren over zijn behandeling, daarin bijgestaan door vrouw en dochters, verzoek ik de hele familie in te binden en om te beginnen maar eens het gras tussen de tegels te gaan uittrekken. Zonder dat al te veel hoeft te worden aangedrongen, zijn zij daar even later op hun knieën mee bezig. Verheffend is dit, ook voor mij, niet. Maar als zij hadden geweigerd, zouden er geen middelen zijn geweest, of tenminste aangewend, om ze ertoe te dwingen. Het is hun eigen angst, in relatie tot wat zij weten dat anderen in Duitse kampen is aangedaan, die hen de moed ontneemt zich te verzetten. Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in uniform aantreden op de appelplaats. Alle gevangenen worden opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, toen Jaap Zeeman's adjunct of zoiets, houdt een vlam mende toespraak, waarin deze officier verweten wordt, eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd, en deze daarna te hebben gebroken. Bij de laatste woorden buigt Henk de sabel van de officier op zijn opgeheven dij dubbel en kwakt het heel theatraal voor de voeten van de officier op de tegels, waarbij de vonken opspatten. -229-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1995 | | pagina 235