de boerderij 'Wacht en zie', bij de crashplaats aan de Slingerdijk. Dit laatse
ereteken is op 5 mei 1994 door de zoon van John Ogg, Stephan onthuld.
Op een nacht wordt er gebeld. Ik vraag door het raampje in de voordeur, wat
de roodharige grote man die op de stoep staat wil. Hij antwoordt me in het
Engels iets dat ik niet begrijp. Ik waarschuw mijn vader, die al naar bed was.
Het blijkt een Engelse parachutist te zijn die door Balder is gestuurd. De man
heeft alleen maar zin om even een praatje in het Engels te maken. Misschien
niet erg voorzichtig.
Met de vader van Jaap Zeeman ben ik er op de fiets op uit geweest, o.a.
langs de 'nieuwe weg' bij Noord-Scharwoude. Terwijl hij op de uitkijk stond,
tekende ik op een kaart aan, waar Duitse versperringen en andere verdedi
gingswerken waren aangelegd.
De werkplaats van de 'ondergrondse' was gevestigd in de garage van Jan
Kooy, gelegen aan de Bovenweg, op de zuidhoek van het begin van de toen
malige Achterweg.
Jan Kooy, getrouwd met Ant Bruin, één van de dochters (de andere zijn:
Bets, de zangeres, Trijn, de vrouw van de (ook) organist Cor Booy uit de
Daalmeer, en Siem) van bakker Bruin (die ook nog twee zoons heeft: Gerard
en Jaap), had met zijn gezin onder moeten duiken, nadat iemand had verraden
dat zij een jodin in huis hadden. Ab Meier, die bij hem werkte, werd zaak
waarnemer.
Verschillende illegalen werkten daar min of meer geregeld, waaronder Wim
Rol, Jan Mulder Maarten Kooy en ikzelf. Als camouflage werden gewone
reparatiewerkzaamheden verricht, of noodkacheltjes gemaakt. De grote draai
bank moest met de hand in beweging worden gebracht als er geen stroom
beschikbaar was. Het werk vorderde dus soms niet al te snel.
Maar de grote schuifdeur bleef altijd dicht, want daarnaast werd gedaan wat
nodig was voor het ondergrondse werk. Zoals het punten veilen aan kraaien
poten; dat zijn drie kruiselings in het midden aan elkaar gelaste stukken dun
betonijzer van zo'n twintig centimeter lang. Zij dienden om, eenmaal op straat
gegooid, de banden te laten springen.
De kraaienpoten werden 's nachts, onder een dekzeil, gelast bij het PEN-
huisje bij de Halvemaansbrug bij Oudorp. Jaap Zeeman, die bij 'de' PEN
werkte, zorgde daar voor gratis stroom. Daarna werden zij op een handkar
geladen en ergens neergezet. De volgende dag heb ik die handkar, met het
dekzijl er natuurlijk overheen, naar de garage van Jan Kooy geduwd. Een
zenuwachtig werkje, want je moest geen nieuwsgierige Duitser tegen komen.
Daarom waren we met z'n tweeën: de ander (Wim Rol?) ging vooruit om te
kijken of de kust veilig was.
Een ander klusje dat ik opknapte was het aanbrengen van een antenne in de
wieken van het molentje van Heinis. De daar geplaatste zender werd gevoed
-216-