-197-
Dat het een Nederlandse plicht was mee te helpen aan de bevrijding, laten
zij niet meetellen.
In deze dagen bewijzen leden van de groep van Jaap Zeeman mede een
laatste eer bij de herbegrafenis van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard
Veldman, op de erebegraafplaats Sint Barbara in Alkmaar.
Van de boerderij van Vethaak verhuist de groep van Jaap Zeeman nu naar
het verzendlokaal van het bedrijf Appel en Adolf, aan het begin van de
Helderse Weg. Deze ruimte is door de BS, en wegens (vermeende?)
collaboratie, daarvoor gevorderd. De voorlopige taak is het bewaken van
kantoren van voormalige Duitse instellingen of hun handlangers. Zoals die
van de SD, waar het reeds vermelde verslag over de Pancrasser
huiszoekingen wordt gevonden. Een enkele maal wordt daar wel eens
discreet aan een van de bewakers een handjevol bankbiljetten getoond,
gepaard met het verzoek even te worden binnengelaten om een dossier er
uit te wippen. Zonder succes.
Gelijktijdig met dit wachtlopen is het eerste werk na de bevrijding; het
ophalen van NSB'ers, en het vervolgens bewaken van derzelven in het
barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. Dat dit ophalen niet heiemaal
zonder gevaar is, bewijst het feit dat twee leden van de groep door een
ergens bij Bergen vluchtende Duitser de vuurdoop krijgen.
Het gevangenenkamp ligt tussen de Westerweg en de spoorbaan, vlak na de
eerste bocht, als men van het station komt. In het kamp gaat het tamelijk
gemoedelijk toe. Een van de bewakers, lid van de OD, haait als
demonstratie voor een paar gedetineerden, maar vroegere dienstkame-
raden, zijn karabijn uit elkaar. Op een paar vernederende, maar nooit
hardhandige wraakoefeningen na, kunnen de gevangenen over hun
behandeling niet te klagen hebben. Vooral vergeleken bij wat in de jaren
ervoor, vaak door hun medeschuld, door anderen werd geleden. Het is
vooral de vrees dat zij met gelijke munt zullen worden terugbetaald, die bij
hen angst veroorzaakt.
De NSB-burgemeester van Den Helder is bij zijn aankomst in het kamp
vergezeld van zijn in bontjas geklede en opgedirkte vrouw en beide dito
dochters. Daar zij meteen vanuit de hoogte beginnen te protesteren over
hun behandeling, wordt hen verzocht in te binden en om te beginnen maar
de grasjes tussen de tegels uit te gaan trekken. Wat gebeurt.
Een opgehaalde NSB'er, oud-officier van het Nederlandse leger, moet in
uniform aantreden op de appelplaats. Alle gevangenen worden
opgetrommeld en zijn ook aanwezig. Henk van Schoorl, Jaap Zeeman's
adjunct toen, houdt een vlammende toespraak, waarin deze officier
verweten wordt eens de eed van trouw aan de Koningin te hebben afgelegd