burgemeester er goed aan doet nu direct in de koude en donkere cel te gaan. Koud, want de houtkachel in de secretarie werkt slecht, en donker omdat er geen stroom meer is. Kort daarna worden de twee zakken met kaartenbakken door Piet Groen met de kruiwagen weggehaald, en laat Cor Schouten zich ook in de kluis opsluiten. Met de burgemeester spreekt hij daar af, wat die zal moeten vertellen - onder het genot van een pannetje gaarkeukeneten, waarbij Cor en de burgemeester van lepel en vork wisselden, omdat de burgemeester Cor te vaak in zijn been prikt. Verteld moet worden dat de burgemeester, toen hij het raadhuis wilde verlaten, door twee gewapende mannen werd gedwongen met Schouten in de kluis te gaan, waarna die werd gesloten. Na drie kwartier worden beiden volgens plan door de politieman bevrijd, en inderdaad onder getuige van talrijke geëvacueerden. Door de Sicherheitsdienst, die telefonisch van het gebeurde in kennis wordt gesteld, wordt proces-verbaal opgemaakt. Hoewel opgemerkt wordt, dat er waarschijnlijk 'ein Leek' moet zijn, waarnaar een onderzoek zal worden ingesteld, blijft het uiteindelijk daarbij. Het lijkt hier de juiste plaats een paar herinneringen van Piet Groen op te halen. Reeds in de eerste helft van de oorlog probeerde meester Monster onderduikers onder dak te brengen. Zo kwam hij bij Piet Groen, en van lieverlee wordt die bij het verzetswerk betrokken. Gezinnen waar onderduikers waren ondergebracht hadden het moeili k. Ook met brandstof. Op advies van meester Monster ging Piet Groen eens praten met de directeur van de verenigde brandstofbedrijven in Alkmaar. "Hij is goed", volgens meester Monster. Omdat het niet voor hemzelf was, ging Piet deze vreemde boodschap toch doen. De directeur liet hem weten, dat hij moeilijk iets kon geven. "Moeten we het dan maar halen?", stelde Piet voor. Nee, dat moest helemaal niet. Uiteindelijk werd de brandstof geleverd via Cor Kooy, de Pancrasser brand- stoffenhandelaar. 's Avonds laat distribueerde Cor het met de slee. Op een avond kwam ik uit Broek, zo noteerde Piet Groen verder, met veertig bonkaarten. Twee Duitsers hielden me aan op de Dijk. Dat was in feite de enige keer dat ik in aanraking kwam met het gevaar. Ik had een revolver op zak, maar ik had ook papieren, ondertekend door de Ortskom- mandant, dat ik in spertijd buiten mocht zijn. Want ik behoorde tot de bewakingsdiensten van de spoorlijn. Na controle van de papieren lieten ze me lopen. Op een bepaald moment had ik nogal wat bonkaarten over. Ik heb toen alle brood- en meelbonnen er af geknipt en ben ermee naar bakker Deen ge gaan en heb hem gevraagd iets onoorbaars te doen. "Het gaat we! tegen onze vijand, het mag eigenlijk niet, maar in dit geval.." Bakker Deen heeft de bonnen ingeleverd en er een toewijzing op gekregen. -180-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 1995 | | pagina 186