-175-
kade, bij de Halvemaansbrug. Dat transport leidt via een vrij brede sloot
zuidwestelijk van Sint-Pancras. Voorzichtig stil kloetend vaart men voort,
totdat vanachter een rieten winddekking die sloot wordt ingedraaid.
In de duisternis blijkt uit tegengestelde richting ook een schuit te komen.
Daarin staat een, onder het dekzijl toch nog herkenbare, auto. Zijn het
Duitsers? Met bonzend hart kloet men voort, want wat kan er anders
worden gedaan? Er wordt vooral niet in de richting van de andere schuit
gekeken, wanneer men elkaar passeert. Zonder dat wederzijds een woord
klinkt.
Het raadsel wordt pas bijna vijftig jaar later opgelost. Ziehier hoe.
Tijdens een bijeenkomst van de oud-verzetsmensen van de kop van Noord-
Holland in 1991 in Heiloo, vertelt Charles Destrée, dat hij eens op uitkijk
had moeten staan in het zuidend van Sint-Pancras; voor de schijn sleute
lend aan de motor van een vlet. Die was gemeerd naast een schuurtje van
de gebroeders Verduin, een eindje van de Benedenweg af gelegen, en
waarin Ab Meier een daarin gestalde auto moest repareren. Afgesproken
was, dat bij onraad Piet Hein zijn naam is klein gefloten zou worden.
Na enige tijd komt er iemand aan, en het Piet A/e/'n-gefluit weerklinkt. Maar
daar Ab nogal lawaaiig bezig is, hoort hij niets. Ook het tenslotte luidop
blèren van het bekende lied geeft geen effect. Het is te laat om nog
anderszins te waarschuwen. De genaderde onbekende maakt een praatje
met Charles, vraagt wie er in het schuurtje is, waarop geen antwoord kan
worden gegeven. Daarop gaat hij naar het schuurtje waaruit nog steeds veel
lawaai klinkt, morrelt aan de dichte deur en roept: Is er volk in? Nu wordt
het stil. Ondergrondse zeker! zegt hij. Nadat de vraag is herhaald, komt Ab
naar buiten. Hij blijkt de man te kennen, laat hem in het schuurtje en
vertelt hem, dat hij na de oorlog met de auto als taxi wil gaan rijder, maar
dat de ander dat natuurlijk niet verder moet verklappen. Wat ook niet zal
gebeuren.
Als dit verhaaltje op die bijeenkomst in Heiloo wordt verteld, luistert
toevallig Jaap Snijder uit Huiswaard mee. Die zegt meteen: Ja, dat was mijn
auto. Ik heb hem nooit meer teruggezien.
En hij vertelt dan dit verhaal: Op een nacht hebben we die auto met
mankracht in een vlet getild en van Huiswaard naar het zuidend van Sint-
Pancras gevaren. Toen we een brede sloot invoeren, kwam uit tegenover
gestelde richting uit het duister een andere vlet opdoemen. Zijn het
Duitsers? vroegen we ons af. Het enige wat we konden doen was
doorvaren, met bonzend hart, en vooral niet in de richting van die andere
schuit kijkend wanneer we elkaar passeren.
Bart Benedick, die ook meeluistert, buldert in lachen uit: Verrek, was jij
dat! En dan komt hij met zijn verhaal, dat al aan het begin van deze
geschiedenis is verteld.