De reis heb ik, zowel heen als terug, grotendeels met
'wilde' bussen gemaakt.
Die avond laat, ik was al enige tijd thuis en had net
de eerste slaap te pakken, bonsde politie Visser bij
ons op de ramen en riep: "Jan, je moet je morgen ge
reed houden
Ik heb iets teruggeroepen, maar deze woorden waren van
dien aard dat ze maar niet meer herhaald moeten wor
den
Op de derde Paasdag 1 939 moest ik me in Ymuiden mel
den. Ik was daar ook voor mijn herhalingsoefeningen
geweest
We bivakkeerden bij een toeristenkamp. Dat lag achter
de "Toko", een soort winkel, waar je van alles kon
kopen. Iets verder het duin in was een visrokerij. Die
wisten wij, soldaten later heel goed te vinden.
Ik was nog maar net aangekomen en van plan een biertje
te gaan halen, maar daarin werd ik gedwarsboomd. Lui
tenant Bijl, de man was schoolmeester in Santpoort,
had dit vermoedelijk in de gaten want hij kwam op me
af, zeggend: "Jan, jij hebt zeker nog niets te doen.
Daar moeten we iets aan veranderen. Bovendien weet jij
hier de weg als geen ander. Ga even met die jongens
eten halen in het fort."
Het fort is er nu nog. Je kunt er alleen maar varend
komen. Japie Visser, een burgermannetje, moest ons,
soldaten overzetten. Bij het fort kregen we een tobbe
vol bruine bonen. Dat is niet mijn favoriete eten en
omdat ik precies wist wat in de keuken te-koop was,
dook ik al gauw een half-witje op en stopte dat onder
mijn jas.
Dezelfde luitenant zag later dat ik wit brood at,
terwijl de andere jongens zich te-goed deden aan de
bruine bonen. Hij zei: "Jan Wijn, ik ken je goed ge
noeg om te weten dat jij niet eerlijk aan dat brood
bent gekomen." Ik heb het niet ontkend.
Tegen mijn vader had ik voor mijn vertrek gezegd: "Pa,
zondag kom ik thuis."
Vader zei toen: "Jan, houd je daar nu een beetje kalm,
-11-