-170-
Gleynis is gehuisvest, waar ook wapens zijn verborgen. Van der Berg heeft
weer 'Oom Theo', van Eekelen, boven zich staan. Daarboven staat overste
'Frits' Wastenecker, in BS-verband de commandant van Gewest 11 -
Hollands Noorderkwartier, wiens hoofdkwartier tot kerstmis '44 is gevestigd
in Huize Westerlicht in Alkmaar, en daarna in de Zaanstreek.
De familie Kuenen: Vader Gerrit, moeder, zoon Wim en dochter Anny,
hebben door de spoorwegstaking moeten onderduiken, en ook omdat de SD
op hen loerde. Die viste nu dan ook achter het net. Wim Kuenen was in '44
van zijn bed gelicht geweest en naar het kamp in Amersfoort gebracht,
maar zijn vader had hem, toen hij na een paar maanden gevangenschap al
in zeer slechte gezondheid was, er pas uit weten te krijgen. De familie had
de verzetsactie van zoon Jan voortgezet, o.a. met het vullen van glazen
buisjes met een gemene vloeistof, beide door vriend van Wardenaar in het
lab van de hoogovens georganiseerd en bedoeld om er brand mee te stich
ten. De buisjes werden naar Friesland en Groningen verzonden om daar in
arbeidsbureaus e.d. te worden gegooid. Bij de Kuenens thuis werd ongewild
de doeltreffendheid, zij het in het keukenvloerkleedje nog tijdig geblust,
ervan aangetoond.
Op een paard-en-wagen (dit woord staat niet eens meer in het woorden
boek...) worden zij naar Sint-Pancras vervoerd, waar zij tijdelijk huisvesting
vinden in het huis van de gereformeerde dominee Verschoor die zelf elders
is ondergedoken en dat een half jaar blijft. De eerste avond worden zij, na
bij buren een kopje 'thee' te hebben gedronken, door een paar Duitsers bij
hun terugkomst bij de pastorie beschoten, maar niemand wordt geraakt. De
Duitsers willen weten waar de dominee is, maar dat kunnen de evacuees -
waar zij zich voor door laten gaan, ze natuurlijk niet vertellen. De hele
nacht wachten de moffen, vergeefs, voor de deur.
Anny vindt werk op het gemeentehuis, waar Cor Schouten haar al snel weer
op het illegale pad helpt met onder andere het vervalsen van persoons
bewijzen. Daardoor komt zij in contact met Rinus Knape, voor wiens groep
zij koeriersdiensten verricht. Als camouflage fietst zij nogal eens met ver
schillende mannen mee, wat dan onder vrouwen soms de opmerking
ontlokt: Nö moid, moet je koike, nou heb ze alweer een aar.
Jan Kuenen en zijn vriend Kees van der Poel, die in '40 meteen in verzet
waren gegaan, hadden eerst met de verzetsmakker Jan Schelvis en nog
drie anderen uit Wijk aan Zee geprobeerd met een boot weg te komen van
uit de duinen daar - op 20 april '41 profiterend van de dronkenschap van
de Duitsers ter gelegenheid van Hitiers verjaardag. Maar de boottocht
mislukte en Jan en Kees moesten, op de vaste wal teruggekomen weer
duiken, terwijl Jan Schelvis die zelf op het laatste moment niet mee had
kunnen gaan, kort daarop werd gearresteerd en in het Oranjehotel opge
sloten. Als gevangene van twee Sicherheitsdienst-agenten werd hij daarna
bij de familie Kuenen geleid, waar de SD Jan Kuenen en twee van zijn