-160-
oorlog op een duikboot bij de Koninklijke Marine gediend en in de Javazee
gevochten.
Hoe langer de bezetting duurt, hoe meer mensen worden achtervolgd en
moeten onderduiken. En hoe meer het verzetswerk, in de ware zin van het
woord een nood-zakelijkheid wordt. Sommigen plegen hun verzet op eigen
houtje, anderen in samenwerking met een organisatie. Hoewel dat laatste
gevaarlijker is, omdat meer mensen van allerlei op de hoogte zijn (en dat
bij gevangenname en mishandeling kunnen verklappen), is het vaak onver
mijdelijk. Zoals bijvoorbeeld voor de 'pilotenhulp'.
In het eerste halfjaar van '43 worden studentenrazzia's gehouden, op 29
april '43 wordt het Nederlandse Leger in krijgsgevangenschap teruggeroe
pen. Stakingen zijn het gevolg, het Politiestandrecht wordt afgekondigd; de
doodstraf komt te staan op staking en ontduiking van de meldingsplicht.
Vooral in de lente van '43 groeit het aantal onderduikers snel. Om aan de
grote vraag naar bonkaarten te voldoen, worden op initiatief van de inmid
dels opgerichte LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) de
al bestaande plaatselijke KP's (KnokPloegen) ondergebracht in deze over
koepelende organisatie. Daarnaast wordt op een vergadering op 14 augustus
'43 in Amersfoort door de leiding van de LO besloten tot stimulering van de
vorming van nieuwe Knokploegen, maar het zal het tot augustus duren
voordat in Noord-Holland van een redelijk aantal kan worden gesproKen.
Voor de lezer die het allemaal niet heeft meegemaakt moet worden herin
nerd dat onderduiken een sleep van konsekwenties met zich meebrengt.
Niet alleen pleegt men, door zich te onttrekken aan deze verolichte
arbeidsdienst, een zwaar strafbaar feit - waarop de doodstraf staat - maar
bovendien plaatst men zich ook anderszins buiten de wet. Doordat men op
een geheim adres is gehuisvest, is het uitgesloten zich te voorzien van
bonkaarten. Alle normale aankoop van noodzakelijke levensbehoeften, van
voedsel tot textiel, van brandstof tot schoeisel, is onmogelijk geworden.
Aan deze behoeften moet daarom met clandestiene middelen, dus ook
meestal zwaar strafbaar, worden voldaan.
De Oostenrijker dr. Arthur Seyss Inquart (in de volksmond 'zes en en kwart'
of 'sijs-inktzwart' genoemd) vertegenwoordigt sinds 29 mei '40 in Nederland
als Rijkscommissaris en Gauleiter het Duitse 'burgelijke' gezag. Op 6 mei
'43 kondigt hij de verordening voor verplichte tewerkstelling in Duitsland af.
Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moeten zich melden bij de
Rijksarbeidsbureaus. Aanvankelijk is er niet al te veel weerstand, enkelen
onttrekken zich aan deze verplichting en duiken onder, maar wanneer later
de geallieerde bombardementen op Duitsland en zijn fabrieken toenemen,
wordt het risico om daarbij geraakt te worden ook groter. Niet in de eerste