-68-
waarom ik hem bekeurde en van een en ander proces
verbaal zou opmaken.
Onder veel andere heeft hij mij gezegd dit niet te
willen laten, tenzij de Burgemeester de weg liet
opknappen of de hoeken van zijne akkers wou omspitten
en hij er wel tien gulden voor over had.
Waarvan ik proces-verbaal heb opgemaakt en onder
teekend
De gemeente-veldwachter voornoemd,
Pieter Groen.
EEN FAMILIE VETE
Tegelijk met Pieter Groen solliciteerde in 1871 ook
Cornelis Wognum naar de veldwachtersbaan
Wel, deze toenmalige concurrent bezorgde later ook nog
eens onze veldwachter de nodige hoofdbrekens.
Het begon op het boelhuis van Arie Schoen, gehouden
januari 1878.
Met de landlieden Cornelis Brouwer en Arie Mooy en de
oude dagloner Jan Bleeker, allen Zuidenders, zat Corne
lis Wognum, die ook in het Zuideinde had gewoond, aan
een tafeltje de verkoping mee te maken.
Op een gegeven moment werd over het hoofd van Cornelis
Brouwer een glas jenever leeggegoten. Brouwer stoof op
en begon uit te varen tegen de vlak achter hem staande
19-jarige Pieter Keizer. Wognum, die met de anderen aan
de tafel had gezien dat een ander het had gedaan, zei
tegen Brouwer:"Je hebt de verkeerde te pakken, hij deed
het 11 hierbij wijzend op de 24 jarige Jacob Gootjes.
Deze laatste begon daarop Wognum uit te schelden en zei
tevens: "Ik heb geld genoeg", waarop Wognum zei:"Wel,
als jij geld genoeg hebt, kun je mij eindelijk die
dertien stuivers wel eens betalen, die ik altijd nog
tegoed van je heb"
Een der omstanders begon daarop te zinspelen op het feit
dat vader Gootjes kortelings was overleden en Jacob nu
de vrije beschikking over diens bezit had.
Dit maakte dat de 23 jarige bloemkweker Willem Keizer
(en schoonzoon van Cornelis Wognum) zich met het geval
begon te bemoeien, zeggend dat hij dit laatste een min
derwaardige opmerking vond, omdat Jacobs vader nog maar
net was overleden en hij voegde daar verder voor Wognum
nog aan toe: "Wel Ouwe, is het al zo treurig met je