-32-
EEN, TWEE, DRIE, VIER - EN ZES WIELEN
Nu vandaag zoveel mensen hun individuele vervoermiddel
bezitten, is het voor sommige jongeren misschien moei
lijk zich voor te stellen, dat het niet altijd zo is
geweest
De tijd van de trekschuit ligt nog niet zo ver in het
verleden; en tijdens de oorlog werd nog weer veel tot de
toestanden van het begin van de eeuw teruggebracht.
Door benzinegebrek werd toen weer teruggeschakeld op
menselijke en dierlijke spierkracht.
Op het gebied van het openbaar vervoer had bijvoorbeeld
Piet Vroegop, eigenlijk schoenhandelaar, zijn diligence-
dienst naar Alkmaar en de Langedijk.
Maar dit lijkt ouderwetser dan het was. Want hadden ook
niet anderen het paard, of de ket, voor de wagen
Vooral in het begin van de dertiger jaren kon je nog
regelmatig sjezen, koetsjes en vrachtkarren door paarden
getrokken, tegenkomen. En de driewielige kiep- en gier-
karren, met hun kromme grote haak aan het voorwiel, niet
te vergeten.
Piet Volkers, die nog groenteboer mocht heten, bracht
tot in de oorlog (en zelfs erna zijn groente rond met
zijn kettewagen.
Buwalda, de melkboer, was zijn tijd vooruit met een
wonderlijk gemotoriseerd voertuigjeeigenlijk een ver
keerd woord, want het was juist zonder tuig en hoefde
niet gevoerd te worden!).
De melk- en groenteboeren en ook de bakker brachten met
de handkar of bakfiets de producten tot de voordeur.
Een liter heette toen een kan. Die kon de melkboer in
een vakkundig gebaar en zonder een druppel te morsen,
met zijn halve-kan-maatbeker in jouw toegereikte melkko
ker mikken.
Ook de garen-en-band verkoper en het petroleummannetje
lat was gek genoeg nooit een -man) kwamen langs de
deur. Kookten veel vrouwen toen, in de dertiger jaren,
niet nog op petroleumstellen
En van tijd tot tijd kwam een pinda-Chinees, met "pinda-
pinda-lekka-lekka"pinda's in gebrande suiker (tengteng
voor de oud-Indisch-gastenmeegedragen in een oude
broodtrommel aan een band aan zijn schouder hangend,