- 79 -
ende verclaert alle sijne guden (goederen) verbeurt
tegen mijn allergenadichsten Heer,
den 5e dach in Juny anno 1492''
Werden de leiders tot een afschrikwekkend voorbeeld
gesteld, ook de anderen werden gestraft-
ledereen moest verklaren dat vanwege de grote misdaden,
bedreven tegen de vorst, hij lijf en goed had verbeurd
en deze moesten inleveren bij de hertog Albrecht van
Saksen, zodat hij met het leven en het bezit van iedere
opstandeling kon doen, wat hij wou. Toen ieder dit had
onderschreven verklaarde Albrecht grootmoedig dat hij
hiermee wilde volstaan en hun leven en bezit
terugschonk. Hij zal gedacht hebben: als ik deze kale
kippen slacht, mis ik ook hun eieren.
Toch vond deze 'genadige heer' dat het gewone volk niet
geheel ongestraft kon blijven. Voor hen had hij het
volgende in petto:
- Alkmaar moest de stadsmuren, poorten, versterkin
gen, torens e.d. slechten en zo een open stad
worden. De plattelanders waren verplicht Alkmaar
bij dit karwei te helpen. (Hierdoor was Alkmaar
enige jaren later een gemakkelijke prooi voor
Friezen en Gelderen.)
Verder waren de straffen voor Alkmaar en voor de
Westfriezen bijna gelijk. Voor de Westfriezen gold:
150 persoonen blootshoofds, barrevoets, ongegort,
elck met een wit stockjen in sijn hant, sonder eenige
weeren over hem hebbende'' moesten verschijnen voor het
verblijf van hertog Albrecht in Haarlem
'ende mijn genaden heeren van Saxen bidden
ootmoedelijck op haer knyen mijn genaden heeren om
ghenaden en gratie van haer misdaet, stellende haer
lijve in handen mijns genaden heer voorscreven om
gecorrigert te sijn als 't behoiren sal, beloven in
toekomende tijden van gelijcke niet meer te doene, maer
voirtaen ghoede ghetrouwe ondersaten te wesen ende te
blijhven
Tegelijk met de 150 plattelanders moesten er 25
Alkmaarders komen om hetzelfde te doen.
schoutambten, sluisrechten, visserijrechten,