De Hoornse geschiedschrijver Velius klaagde dat het weer
in 1483 en 1484 zo guur en nat was "dat men naulijc den
Somer van den Winter onderscheyden conde". Het graan
verrotte, het gras in de weilanden werd vertrapt, veel
vee werd ziek en stierf, de levensmiddelen werden duur.
Tegelijk had men te kampen met overstromingen: In
slechte tijden werd wel eens vergeten voldoende zorg te
besteden aan de waterkeringen.
Geldersen en Friezen stroopten de Zuiderzee af. In het
Marsdiep lag een stel zeerovers, afkomstig uit het door
de Hoeksen veroverde Sluis. Zo probeerden zij de
Hollandse graven te bestoken.
Piraten op de Zuiderzee en in het Marsdiep: geen wonder
dat handel en visserij bijna stil lagen.
Het graan werd duurder, andere levensmiddelen stegen
naar verhouding en de verdiensten werden minder.
Toch moesten de belastingen aan de. graaf worden
opgebracht. En het klooster van Egmond vroeg ook het
zijne: Oudorp moest daaraan de tienden betalen. Op zijn
beurt vroeg de kerk van Oudorp van iedere Pancrasser
boer een deel van zijn graanoogst. De Pancrassers
probeerden hier onderuit te komen door te stellen: "Wij
horen kerkelijk allang niet meer onder Oudorp, we zijn
met Koedijk een zelfstandige kerk gaan vormen"; ze
hadden geen succes.
ER BROEIT EEN OPSTAND.
Erg berucht bij Alkmaarders en plattelanders was Claes
Corf. Hij woonde aan de Langestraat, waar nu het Hoge
Huys is. Een rijk en meedogenloos man. Dijkgraaf van
Geestmerambacht en rentmeester van de toen regerende
vorst Maxirailiaan van Oostenrijk. Gehaat om de manier,
waarop hij de belastingen inde.
Het volgende voorval kan dat iets verduidelijken: Keizer
Maxirailiaan had eens direct geld nodig. Hij loste dit op
door belangstellenden te vragen om voor een periode van
tien jaar de pacht van het land van Vroon te kopen.
Claes Corf had berekend dat wanneer hij hiervoor
1200.= bood, hij dit geld ruimschoots van de pachters
terug kon vorderen. De boeren moesten dan opbrengen:
1200.= een fikse rente een royale vergoeding voor
het innen van de pacht.
- 66 -