- 51 -
Een kermisgast zwierf met weinig
attributen rond over het terrein.
Gewapend met een koektrommel, een
smakbord (een soort houten bak met
drie opstaande kanten) en twee
dobbelstenen was hij op zoek naar
klanten, groot of klein.
Eenmaal werpen met de stenen
kostte een stuiver. Het aantal
gegooide ogen bepaalde het
gewonnen aantal Jodekoeken.
Tijdens de kermis vond hij zijn
werkterrein ook buiten de kermis,
bijvoorbeeld bij de boerderijen
in en rond het dorp. Vaak had men
daar, ter gelegenheid van de
kermis, familieleden te gast.
Wanneer iedereen, die aan de
koffietafel zat, een kansje
waagde, had de exploitant een leuke opsteker en had
men bij de koffie geen gebrek aan koek. Ook de jeugd
kwam goed aan zijn trekken.
Koekventers van een bakker trokken ter gelegenheid van
de kermis ook wel met een smakkersbord de boer op!
Op de kermis stonden ook kramen waarin gelegenheid was
om te smakken. Het spel werd ook wel anders gespeeld.
Van te voren moest je raden of je hoger of lager dan e
en bepaald getal zou gooien, 'k Vermoed dat je om een
flinke prijs te winnen, wel moest raden of je hoger
dan 9 zou gooien, of minder dan 4.
Rond St-Nicolaas nodigde de bakker smaklustigen uit om
bij hem te komen dobbelen om koek of speculaas.
In de bakkerij werd ook wel als volgt gespeeld:
Uitgestald op een tafel had de bakker een aantal
pakken met speculaas liggen. Zon half-ponds-pak
speculaas kostte in de winkel 25 cent.
Telkens zetten vijf personen een stuiver in en gingen
zij gooien om een zak speculaas. Wie het hoogste
gooide was de winnaar. (Eventueel moesten twee gelijke
hoogste gooiers door middel van nog een worp uitmaken
wie van hen tweeën de uiteindelijke winnaar zou zijn)
Wie komt er smakken