-31. -
Naast ongedierte konden ook PLANTENZIEKTEN een minder
goede oogst veroorzaken.
In het begin van deze eeuw nam de bekende Wageningse
hoogleraar, prof. Ritzeraa-Bos hier proeven om de
BACTERIE-ZIEKTE te bestrijden. Verder zocht hij naar
middelen tegen DRAAIHARTIGHEID en OMVALLERS bij kool.
Vaak ging het onderzoek 'zoekend en tastend'.
Hij vroeg zich bijvoorbeeld af, of meer of minder
gebruik van kunstmest ook invloed zou hebben op het
ziektebeeld. Na een aantal proeven te hebben genomen,
kon hij de tuinders vertellen dat kunstmestgebruik van
weinig of geen invloed was bij het ziek worden van
planten. Wel deed hij een andere wetenschap op en
vertelde hij de tuinders: "Wanneer jullie meer stikstof
gebruiken, telen jullie meer gewicht!"
"Zouden zieke koolstronken, die op de akker blijven
liggen, een volgend jaar op het dan groeiende gewas de
bacterie-ziekte kunnen overdragen?"
Hij nam de proef en stelde vast: "Waar de stronken waren
opgeruimd, kwam de ziekte niet, maar waar de stronken in
menigte waren blijven liggen, trad evenmin de ziekte
op
Toch was deze proef niet helemaal voor niets. Er werd
wel mee bewezen dat koolstronken grote waarde als
bemestingsmiddel hebben. Soms verloren de tuinders hun
geduld en vroegen ze vertwijfeld: "Hoe lang moeten deze
proeven nog voortduren en is het niet alles geld-weg-
smijterij?"
Toen ze deze vraag stelden aan de uit Wageningen naar
café Ruys overgekomen professor Ritzema, antwoordde die:
"Het is niet te zeggen hoelang het zal duren eer we een
middel hebben gevonden. Laten we evenwel de moed niet
verliezen. In Noordwijk hebben we gezocht naar een
middel tegen een door de bloemkwekers erg gevreesde
ziekte in tulpen. Daar deden we zes jaar over. Ook hier
zullen we eens succes hebben."
Tegen de AARDAPPELZIEKTE wist een lezer van de
Alkmaarsche Courant in 1891 het volgende middel: Zooals
men weet wordt de aardappelziekte, die in weinig weken
de hoop van den landman den bodem inslaat, veroorzaakt
door een levend, hoezeer uiterst klein organisme.