-67-
WAARHEID OF LEGENDE
Is ons dorp een belangrijke havenstad geweest in vroeger tijden
In zijn Latijnse gedichtenbundel FRISIA steekt HAMCONIUS de loftrom
pet op de haven- en handelsstad Vronen.
Hij vertelt dat deze stad nog meer dan Medemblik het visitekaartje
is geweest van het nijvere Friese volk, dat reeds in de Romeinse tijd
een bijzondere naam had binnen de Europese gemeenschap.
Ook andere schrijvers uit die tijd beginnen hun geschiedenisverhalen
vaak met een verwijzing naar Vronen, zoals SCRIVELIUS wanneer hij
Vronen de voorganger van Haarlem noemt.
Omdat er in officiële stukken, zoals de grafelijke geschriften van
het Rijksarchiefmet geen woord wordt gerept over Vronen, hebben
latere geschiedschrijvers vraagtekens gezet achter het woord Vronen.
Er waren verschillende onderzoekers die de hele zaak van Vronen
naar het rijk der fabelen verwezen en die van de Friese dichter
Hamconius een fantast maakten, welke met echte geschiedenis een
loopje nam.
Toch waren veel schrijvers van kerkelijke geschiedenis het met deze
afwijzing van Vronen niet eens:
Had Dirk I niet negen boerderijen aan het klooster van Egmond geschon
ken, die in het gebied van Vronen lagen
Kwam men in 1080 in de eerste lijst van kerken, die het bezit van
Egmond werden, niet de naam Vronen tegen
Je er van af maken met de opmerking: Het is een fabel', is wat al te
gemakkelijk.
In het begin van de 18e eeuw wilde men onder de historici een duide
lijk standpunt over Vronen vaststellen.
De bekende kerkhistoricus HUGO VAN HEUSSEN, schrijver van het boek
BATAVIA SACRA, vond het maar niks om weer opnieuw met het verhaal
te komen dat heel Vronen maar een fabeltje was.
In de beschrijving van de parochie Sint Pancras zegt hij
""dat er eertijds bij den kerke S. Pankras een oude, zeer sterke
en zeer groote stad heeft gestaan die de voornaamste koopstad
van gansch Vrieslandt was en Vroonen wierd genoemt""
Hij vervolgt met te zeggen dat als men hem vraagt, hoe hij daar nu
zo zeker van is, hij dan verwijst naar een zegelring, waarover hij
veel heeft gehoord en die hij niet lang geleden zelf heeft gezien
en waarvan wordt gezegd
""dat deeze de eigen zegelring van deeze moederstad is geweest""
En wanneer men hem nog niet wil geloven, dan verwijst hij naar een