-36-
De Staten van Holland wilden nu ook het restant wel kwijt zien te ra
ken
Voor het onverkochte land, met een oppervlakte van bijna 178 morgen,
moest jaarlijks aan lasten worden betaald:
aan verponding (grondbelasting) 1454 - 2-8
aan dijk- en molengeld 1119 - 18 - 4
totaal2574 - 0 -12
Aan huur werd per jaar ontvangen 2376 - 7 -0
en dit zou dus een jaarlijks tekort van ruim 197.- opleveren
plus de kosten van administratie e.d.
Om deze laatste Vroonlanden toch te kunnen verkopen werd besloten
de verponding drastisch te verlagen. De landerijen, "die uitgebouwd
zijn" en door hun slechte conditie geen ƒ5,- aan huur konden op
brengen, werden geheel vrijgesteld van de verponding.
Zo werd het restant op 13 en 14 maart 1724 weer in veiling gebracht.
Van de bijna 178 morgen bleef nu nog ruim 35 morgen onverkocht.
Het waren in totaal 65 perceeltjes die tezamen aan huur slechts
125,- opbrachten terwijl de dijkslasten 221-14-0 bedroegen en de
verponding was teruggebracht tot 12-3-0.
De lasten waren dus 108 gulden en 16 stuivers hoger dan de huurop
brengst.
Daarnaast waren er nog 208 partijen erfpacht met een jaarlijkse huur
opbrengst van 249-1-0.
De Staten van Holland wilden dit restant tegen elke prijs kwijt. Men
wenste geen rentmeesterschap in stand te houden voor 65 perceeltjes
slecht land en 208 erfpachten waarvan de jaarlijkse netto-opbrengst
nog geen 150,- zou bedragen.
Op 15 maart 1724 volgde daarom de onderhandse verkoop aan de Alk-
maarse burgemeester Jonkheer Willem van Egmond van der Nijenburgh,
van 65 perceeltjes Vroonland met een totale oppervlakte van 35 morger
en 208 perceeltjes erfpachtsgrond voor in totaal 300,-
Jonkheer Willem van Egmond van der Nijenburgh is slechts enkele jaren
eigenaar van de erfpachten e.d geweest. Hij overleed in 1728 en werd
op 28 februari in de Grote Kerk te Alkmaar begraven.
Hij had geen kinderen en zijn nalatenschap kwam aan zijn weduwe
Geertruijda Theodora Vijgh. Zij overleed in 1739 en werd op 30 mei
eveneens in de Grote Kerk begraven.
Erfgename was haar nicht, Juffrouw Joanna Geertruijd Chasteleijn.
Bij haar testament had Geertruijda Vijgh op 17 januari 1733 o.a. als
executeur aangesteld Theodorus Heijmenberg, hoofdingeland, oud sche
pen en heemraad van de Zijpe en hoofdingeland van de Schermer.