-31-
ZWEMMEN BIJ DE SPOORBRUG IN 1944
Eerst even een opmerking over de juiste uitspraak.
Wij opgeschoten jongen hadden het nooit over de spoorbrug, maar
over de spobrèg, met de klemtoon op de laatste lettergreep.
Waarom werd juist daar gezwommen
Wel, in de meeste sloten in de omgeving stond maar weinig water,
wat door het gewoel van een troep jongens al gauw modderig werd.
De ringsloot was daarbij vergeleken diep.
Bovendien waren er spring- en duiktorensin de vorm van de brug en
de naastliggende loopbrug aanwezig. Zo kon je stee.ds meer durf ver
garend, van hoe langer hoe hoger springen of duiken. Met als klap
op de vuurpijl van de leuning van de loopbrug. Eerst nog wat aarze
lend, na al je moed bijelkaar geraapt te hebben, later gewoon in één
ruk door bij het tikkie-de-man (krijgertje was een stadsuitdrukking)
spelen.
De meest gedurfde manier was om pal voor een onder de brug door
varende motoraak te duiken om je daarna, je vastklampend aan het
boord van de boot een eindje mee te laten slepen, waarbij je door
de vaart half boven water werd getild. Soms riep dat het misnoegen
van de schipper op die met een stok of pikhaak je verjoeg. Katte-
kwaad en jeugdroekeloosheidniet te slecht bedoeld en een peule
schilletje vergeleken bij wat er in die tijd verder in de wereld ge
beurde
Die zomer van 1944 troffen wij ons daar bijna dagelijks.
Met Jan Mulder, Gertje Leien, ook wel Ferri de Kraker, les Havenaar
(die bij bakker Bruin was ondergedoken) bracht ik daar uren door.
De jongens altijd aan de westkant, de meisjes, als ze er waren, aan
de overkant. Geen flauwe kul.
Aan die westkant lagen blokken beton tegen de wallekant, tegen het
afkalven waarschijnlijk. Sommige ervan kon je niet zien, die lagen net
onder het wateroppervlak. Ferri de Kraker, die dat zeker niet wist
nam, voordat we hem konden waarschuwen een spurt en dook daar in het
water. Half buiten westen, hevig bloedend uit een gat in z'n kop
visten we hem de wal op. Achteraf viel het gelukkig mee.
Een andere zwemgelegenheid was het Broeker zwembad dat, iets ten
noorden van de molen van Jong, aan en in een sloot aangelegd was.
Het bestond uit een rijtje kleedhokjes voor de meisjes en één groter
kleedhok voor de jongens, frisgroen geschilderd.
Een geteerd houten steigerwerkje omringde twee in het water gezon
ken houten bakken van planken, die het "diepe" en het ondiepe bad
vormden. De grotere jongens zwommen gewoon in de sloot ernaast.
Er werd ook zwemles gegeven.