-23-
Jaap had Piet geleend een zak koren, lang 7 voet breed 6 voet.
Piet, de zak verloren hebbende, presenteert Jaap wederom te geven
3 zakken koren, die elk 7 voet lang en 2 voet breed zijn, menend
dat die zoveel inhielden als de zak'van Jaap.
Vraag: Kan Jaap daarmee voldaan zijn
In oktober 17 78 wordt de uit Barsingerhorn afkomstige Peter de Smeth
hier als schoolmeester beroepen. Aan de beroeping was een stemming
vooraf gegaan, waarbij ieder kerkeraadslid en iedere regent één stem
had, terwijl de stemmen van de schout en de predikant dubbel telden.
Voortaan aan Peter of Pieter (beide namen worden genoemd) de taak
om op door-de weekse-dagen school te houden van 's morgens 8 tot 11
uur, en 's middags van 12 uur tot half vier. Maar op zaterdagmiddag
was er geen school.
Tijdens de schooltijd moest hij de kinderen onderwijzen in lezen, schrij
ven, cijferen en psalmzingen. Ieder kind moest voldoende aandacht en
beurten ontvangen.
Verder moest hij de eerste beginselen van de gereformeerde religie
inplanten. Voor het overige bestond de godsdienstige opvoeding uit:
elke schooltijd met gebed beginnen en met dankzegging sluiten, terwijl
de kinderen op vrijdagmiddag gedeelten uit de belijdenisgeschriften
moesten op zeggen.
's Zomers ging de school dus om half vier uit, maar 's winters moest
de meester nog 's avonds van 6 tot 8 uur herhalingsonderwijs geven
aan oudere kinderen. Die moesten hem daarvoor ieder 2 stuivers per
week betalen.
Als koster moest hij er op toezien dat de kerkklok de juiste tijd aan
wees en moest hij de klok ook geregeld opwinden. Uitdrukkelijk werd
gezegd dat hijzelf de klok moest verzorgen en niet één van zijn leer
lingen hiermee mocht belasten. Of de kerkeraad door schade en
schande wijs was geworden
In ieder geval, 's zondags diende iedereen op de juiste tijd in de
kerk te wezen en dat hing voornamelijk af van het goed fungeren van
de koster in dezen.
Ook bij begrafenissen moest hij de klok luiden.
En natuurlijk behoorde ook het schoonhouden van het kerkgebouw en
het onderhoud van het kerkhof tot zijn taak.
's Zondags moest hij voor elke kerkdienst drie-maal de klok luiden.
Meteen daarna moest hij de kerk binnengaan om als voorlezer te funge
ren, 's Morgens moest hij de Wet van de tien geboden voorlezen,
's middags de geloofsbelijdenis en verder uit het Oude- en Nieuwe
Testament. Na het lezen moest hij psalmen gaan voorzingen en diende