-12-
Het is goed om te weten dat ons raadhuis indertijd werd gebouwd met
een drie-ledige functie:
a - schoolhuis,
b - school (toen nog de enige school in ons dorp)
c - raadkamer.
(zie in dit verband ook het artikel "Huizen te St.Pancras
omstreeks 1731-1732 nummer 69 "Dorpsregthuys en school
annex malkander".
Zoals in het opschrift valt te lezen, werd het raadhuis in 1864 ge
bouwd. Maar aan de bouw is wel het een en ander vooraf gegaan.
In 1855 telde de school 88 leerlingen. Meester Marinus Kars moest de
schare in bedwang houden. Hetgeen betekende: Gedurende ongeveer 7
uren per dag zaten de schoolkinderen in één lokaal bijelkaar.
(In Zuid Scharwoude wordt melding gemaakt van schooltijden van 8-11
en van 12 - 4 en dit zal hier niet veel anders zijn geweest)
De kinderen waren niet verdeeld in groepen of klassen, maar elk kind
kreeg afzondelijk les. Dus de meester hield zich met één kind bezig en
voor de anderen gold: er zijn nog 86 wachtenden voor u
Verveling, met alle denkbare gevolgen. Tenzij de meester over uitzon
derlijke kwaliteiten beschikte. Zo niet, dan was de meute verre van
rustig. In die tijd kon men vaak reeds van ver horen dat men een
school naderde....
In 1857 kwam er een nieuwe Onderwijswet, waarin werd getracht het on
derwijs op wat hoger niveau te brengen. Lezen, taal, rekenen en
schrijven werden reeds onderwezen, maar vanaf 1857 moest de jeugd ook
les hebben in geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde en zingen.
En de school had de vrijheid om het aantal onderwijs vakken nog wat
uit te breiden.
Tevens schreef deze wet voor, dat wanneer een schoo bezocht werd
door meer dan 70 leerlingen, de meester hulp moest hebben van een
kwekeling (=een aankomend onderwijzer) of een onderwijzer. Voor de
gemeente betekende dit meer salariskosten, iets waarop men ook toen
niet bepaald zat te wachten, 'k Heb de indruk dat men hier toen nog
al eens zei: Dat we boven de 70 zitten, komt door de kinderen van het
Zuideinde, dus de gemeente Koedijk moet de tweede kracht maar betalen.
Verder drong de wet er op aan, dat de kinderen in zo'n geval over
twee lokalen verdeeld werden en dat de meester voortaan niet meer
elk kind afzonderlijk moest onderwijzen, maar dat de kinderen in klas
sen verdeeld moesten worden en klassikaal les moesten hebben.
In 1859 besprak de raad het onderwijsverslag over 1858.
Volgens de wet moest de raad dit vaststellen en daarna op1 sturen
naar het provinciaal bestuur.