-45-
het Kwajongensgesticht."
Als onze jongens iets misdaan hadden, werd er gezegd: "Pas op, hoor,
of ik laat je met het koetsje van K.Slik naar het Kwajongensgesticht
brengen'.1 En dan klonk al gauw: "Nee mqeder, alstublieft niet, ik zal
het nooit meer doen'.'
Hoogland had langs het laantje van Kossen (de Boeterslaan) een
fruittuin. Er stonden bordjes in met het opschrift: Hier liggen
voetangels en klemmen.
De post werd van en naar St.Pancras gebracht door P.Dik, met een
gele postkar.
Bij ons was de kantoorhouder Jan van KampenJan Boskamp bracht de
post rond. Hij was ook omroeper.
Het Zuideind had de politie van Koedijk.
Ook de dokter kwam van Koedijk. St.Pancras had geen dokter.
Dokter Melchior reed in een koets met een witte kap naar zijn patiën
ten. Als hij bij een patiënt binnen was, liep de koetsier voor het huis
heen en weer. Zo wist Jan-en-alleman wie er ziek was.
Indien er in de nacht iets ernstigs gebeurde, of bij een bevalling,
dan werd de dokter met het schuitje gehaald en gebracht.
Dat duurde tot hij in het Noordeinde, op het land van K. Lek, naast
het raadhuis een villa liet bouwen.
Er stond in heel St.Pancras maar één landhuis (dat was al een buiten
beentje) van kapitein Lieuwen.
Nog een kleine romance. Eduard, van dokter Melchior, trouwde met een
meisje Lieuwen.
De medicijnen werden rondgebracht door de vrouw van A.Trompetter.
Zij woonde in het Noordeinde bij Kees kettebom, even landinwaarts.
Zij beheerde ook een soortement ziekenfonds.
Wij hebben dokter eens ontmoet in de Hout bij Alkmaar.
Hij was stijf van de rheuma.
Hij zei: "Dat heb ik te danken aan de nachtelijke tochtjes met de
boot
Het bevreemdt mij als oude vrouw van 93 jaar, dat er in heel St.Pan
cras geen gedenkteken staat voor deze man, aan wie wij allen toch zo
veel te danken hebben.
Tot de volgende Klin.
Marie Smit.