-39-
EEN OORLOGSHERINNERING.
Zowel de Boven- als de Twuyverweg waren voor de oorlog rijk aan bomen.
Aan weerszijden stonden boog opgaande bomen.
Door brandstof schaarste zijn de meeste bomen tijdens de oorlog verdwe
nen. Een klein aantal wist het te overleven, bijvoorbeeld enkele bo
men in de dokterstuin.
De verleden jaar overleden Piet Balder vertelde me eens een van zijn
belevenissen uit de oorlog, wafi een mooi voorbeeld vormt van de wijze
waarop deze bomen uit het dorpsbeeld zijn verdwenen. Hij vertelde on
geveer het volgende:
Het was februari 1943. We hadden thuis niet zoveel brandstof meer.
We wilden wel graag wat warm zitten en ons potje moest ook worden
gekookt. Met een stelletje andere jonge kerels had ik afgesproken
dat we samen een boom zouden gaan kappen. Natuurlijk deed je zoiets
niet op klaarlichte dag. Zo voeren we op een avond, het was al sper
tijd, met twee schuitjes vanaf het Vennetje om de noordkant van ons
dorp naar de Mirakelenbrug. Daar gingen we onderdoor en toen voeren
we door de sloot, die langs de Twuyverweg liep, weer een eindje te
rug tot waar nu ongeveer Piet Olie woont, het vijfde of zesde huis
aan de Twuyverweg. Daar stond een knots van 'n boom en die moest er
aan geloven. Eén van ons, een timmermanszoon, had een grote trekzaag
meegenomen en die werd goed gehanteerdIntussen ging 't hard sneeuwen
Na een tijdje viel de boom: hij lag met kruin en al dwars over de
Twuyverweg, inplaats van langs de weg. We waren bang dat er een
Duitse legerauto zou passeren. We zouden dat wel niet afwachten,
want bomen kappen mocht niet, maar nu konden de Duitsers het ook nog
als een tegen hen gerichte sabotagedaad beschouwen. We gingen zo snel
mogelijk de boom in hanteerbare stukken zagen, die vervolgens in de
schuitjes werden geladen, hoewel we probeerden zo weinig mogelijk la
waai te maken, kregen we toch bezoek. Een oudere, daar ergens wonen
de vrouw, ik meen dat het vrouw Stammes was, kwam in een groot
nachtjak aanwapperen. Het leek wel een vliegtiiig. Wij hadden net onze
schuitjes vol het meeste was van de weg en door de grote hopen
sneeuw waren veel sporen uitgewist. We brachten het hout naar een
boet aan het Vennetje, waar we het later hebben verdeeld. Maar zover
was het toen nog niet. We gingen weer terug, want er lag nog een flin
ke rest. Hoewel het inmiddels al een uur of elf was, Werden we bij
de 1'wuyverweg opgewacht door politie-agent Ilbrink, die zei: "Zo...
was het dat Wij dachten natuurlijk: Dat zit goed fout. Iemand heeft
ons verlinkt. Maar hij zei: "Jongens, een paar huizen verderop woont
oude Groen. De man is niet alleen oud, maar ook arm en koud. Als jul
lie nu zorgen dat die arme stumper ook wat warmte krijgt, dan heb
ik niets gezien'.1 En wij zorgden wel dat hij niets had gezien.