-16-
De "bedrukte en onnozele weduwe, die het lijk van haar vermoorde
man niet langer kon zien, gaf toe aan de onwettelijke eis van de
baljuw'.1
Omdat ze zelf het geld niet bezat, leende ze het van een buur
man.
Maar dit was de eerste maal dat men in Koedijk voor zoiets betaalde
en hopelijk is het ook de laatste keer geweest.
II Het tweede geval vond plaats in West Graftdijk.
In oktober 1731 verdronk het zoontje van Cornelis Pietersz.
Schot
De vader heeft daarop het kind zelf begraven.
De baljuw had dit kind niet geschouwd. Evenmin had hij toe-stem
ming voor het begraven gegeven. Hij nam dit vreselijk hoog op.
De baljuw daagde Schot voor zijn HOGE VIERSCHAAR en veroordeelde
de man tot een boete van 20 zilveren ducatons.
Schot kon dit niet betalen.
Daarom zette de baljuw hem gevangen tot het moment, waarop hij
zijn schuld zou hebben voldaan.
Zoiets mag je toch niet van een baljuw verwachten I
III Het derde geval was soortgelijk.
In Zuid Schermer verdronk een weeskind.
De baljuw hoorde dit en verbood aan het bestuur van het weeshui:
om het lijkje te reppen, te roeren, te vervoeren of te begraven.
Eerst moest aan de baljuw een behoorlijk verzoek worden gedaan op
dit lijkje te komen schouwen.
Schout en schepenen van Zuid Schermer verrichtten zelf de schoui
en gaven daarna toestemming tot begraven.
De baljuw was woest en deed schout en schepenen een proces aan.
Dezen^ dienden daarop hun beklag in bij de Hogere Justitie.
En de vroedschappen van SchermerhornGraft en De Rijp gingen
dit beklag ondersteunen.
(Werden de Langedijker dorpen en St.Pancras door deze samenwer-
king geïnspireerd tot hun coaljrgie
Hierdoor geschrokken, ging de baljuw toen proberen om de zaak
zo spoedig mogelijk in der minne te schikken.
De betrokken dorpsbesturen zijn op zijn poging ingegaan, want
dan kon men
1 kostbare processen vermijden en
2 had men gelegenheid om onschuldige burgers uit de gevangenis
te verlossen, want bovengenoemde Cornelis Pietersz.Schot
zat nog steeds vast)