-36-
Ons huisje heeft vader zelf gemetseld. Toon Kronenburg heeft het
getimmerd en het kostte al met al 300,Het stond aan de Boven-
weg en de tuin liep tot de Achterweg.
Velen hadden, net als vader, een kraampje bollen^verbouwden een
partijtje bollen) verder eigen eten. Zo is het Zuideind gegroeid.
Er kwam een bakker, waar nu bakker Beers woont. Die man heette
Saghekule.
Ap Bakker was de barbier.
Klaas Smit, onze vader, begon een kruidenierswinkeltjeHiervoor werd
er een stukje aan het huisje gebouwd. Ook ventte hij met petroleum
en we verkochten ook briketten.
Jan Tamis begon een cafeetje, waar nu Gaarman woont.
Zo werd het metelkaar wel een aardige leefgemeentemaar het bleef
het arme Zuideinde. De meeste mannen en jongens gingen te werk in
het Noordeind. Met Vrouwendag, (2 febr.) verhuurde je je opnieuw,
je bleef óf bij je oude baas óf je veranderde dan van baas.
Sommigen gingen modderen (=baggeren) voor zoveel geld per praam.
Dat was zwaar werk. Vaak werkte men dan alleen maar voor de middag.
Men wist precies wie de praam vollaadde en wie niet. Soms werd er
één betrapt. Vandaar het gezegde: "Er moet nog een beetje bij Kloos
terboer'.'
Met de komst van de kunstmest werd het anders, (de bagger werd als
bemesting gebruikt)
Wat stond iedereen vijandig tegenover die kunstmest. Men zei: "Zo
raak je uitgebouwd',1 en meer van dergelijke dingen. En toen bloeide
de koolbouw op en iedereen begon ermee. En men haalde geen modder
meer.
De meeste meisjes van het Zuideind gingen, zodra ze van school kwa
men, een werkhuisje zoeken in het Noordeinde. Met het opknappers-
goed over de arm ging je te werk. Op schoenen. Want de klompen ble
ven in je werkhuis. Je verdiende dan 1,in de week en je had
's zondags vrij.
De pastoor van Oudorp zal wel weten.wanneer St.Pancratius heeft
geleefd en wat er bekend is over zijn dood.
Bovenstaande bijdrage deed Niek Smit, Benedenweg 290, ons toekomen.
Maar hij fungeerde als tussenpersoon, want het werd verteld door
zijn ruim 90-jaar oude tante Marie Smit, die in Heiloo woont.
In "KLIN" no. 1 namen we ook een jeugdherinnering van haar op.
We zijn haar bijzonder erkentelijk voor dit verhaal en we houden ons
aanbevolen voor meer, 't zij van haar of van iemand anders.