-16-
Of Stoke indruk wil maken en zich aan enige overdrijving schuldig
maakt met zijn getal van 3000 doden, is moeilijk na te gaan.
Hij vermeldt ook nog, dat in meren en moerassen velen omkwamen.
En dat is beslist aannemelijk. Het boerenleger van de Friezen, niet
opgewassen tegen de beter geoefende soldaten van de graaf, naar
alle kanten wegvluchtend, nagezeten door hun overwinnaars.....
En toen begon de ellende voor Vronen.
Het werd beschouwd als het brandpunt van het verzet en werd daarom
platgebrand
De overgebleven bewoners zochten een goed heenkomen, vooral richting
Koedijk
En Stoke prijst de Oudorpers gelukkig. Zij hadden aan de opstand niet
deelgenomen. Of dit voortkwam uit loyaliteit ten opzichte van de
Hollandse graven of omdat ze in bedwang werden gehouden door de
burchten van de graaf, vermeldt hij niet. Kei zegt hij dat zij niet
werden gestraft en niets kwijt raakten
""in tegenstelling met
die van Vronehaar ghebure
hadden gedaan ter se1 ver ure
die daar verloren lijf ende goet.
Een jaar later deelde Jan van Avesnes officieel de straffen uit en
luidde het vonnis:""voor al de misdaad ende broke die die West-
Friezen misdaan ende broken jegens heuren rechten here""
waren de Friezen een boete verschuldigd van 18.000 pond en deze
moest binnen 4 jaar worden voldaan. In ruil daarvoor kregen de Frie
zen hun huis en erf weer terug. Het lijkt er dus op dat men eerder had
gezegd: "Elke Westfries heeft door zijn deelname aan de opstand huis
en erf verspeeld'.'
Maar een aantal plaatsen b hoeven of mogen niet meedoen aan de beta
ling van de boete, o.a. Oudorp en Vronen.
Oudorp behoeft niet mee te doen, want dat nam geen deel aan de op
stand. Vronen mocht niet meedoen, want zij kregen hun bezittingen
niet terug. Voor hen gold: "alle dat goed dat diere van Vroenen was,
soo waar 't gelegen is, dat onze neve zelf behouden zal".
Maar met deze zwaardere straf is ook hun misdaad vergolden.
Dit gold evenwel niet voor Pieter Benninc, Fedde van Vroenen,
Oubal op den Oudendijc ende Brune Jan. Zij worden voor eeuwig het
land uitgebannen.
Onze neef, graaf Jan I, hield dus de landerijen van Vronen. Voortaan
konden de vroegere eigenaars ten hoogste hun eerder bezit nog
pachten