-43-
Maar de sterkeren kregen meer weerstand, werden harder.
Ik kon wel tegen een stootje, maar ik heb ook wel staan huilen van
ellende.
Dat kon bijv. als je tegen een sterke wind op moest boksen en soms
meer achteruit als vooruit ging. Of je handen waren zo koud, dat je
de vingers niet meer kon bewegen.
Ja, ik kan me die tijd nog heel goed herinneren.
Ik moest varen met de kloet. Ik kan me niet herinneren, hoe ik dat
geleerd heb, 'k denk van spelenderwijs
's Morgens om 5 uur uit de veren en dan op weg naar de akker
's Avonds gingen de mensen bij en met elkander de nieuwtjes uitwis
selen. Beurzen, (buurten). Het was oergezellig.
Bij Jaap Tol was een vaste plek, waar de mensen samenkwamen.
Echt west-friese humor werd daar gebracht.
Wel grof soms voor een buitenstaander.
Platte taal, recht voor zijn raap.
Zo kwam op een avond Teun aanfietsen. Hij wilde afstappen, maar zijn
broek raakte tussen de ketting en Teun lag voor de vlakte.
"Gvd" was het enige woord wat wel voluit uit zijn mond kwam.
"Wat zeide je, Teun was de vraag van Jaap Ruys.
"Ik zei: gvd" reageerde Teun nijdig.
"Oh", zei Jaap droog, "dan hew ik ut toch goed verstaan'.'