-23-
diacofiie zou komen. Achtte men de nieuweling niet voldoende kapitaal
krachtig, dan werd een verklaring van de eerdere woonplaats gevraagd,
waarin'vermeld moest worden dat inen van daaruit zou betalen voor de
ondersteuning.
In het kasboek wordt ook nog gedurende enkele jaren melding gemaakt
van een vergoeding uit Obdam.
Aanvankelijk dacht ik dat alle diaconie-uitgaven ten behoeve van de
armen zouden zijn.
Maar ik zat er enigszins naast.
Er zijn uitgaven, waarvan je nu zegt: "Wat hadden die nu met armen
zorg te maken'.'
Er werd reeds zo'n uitgave door me genoemd. Oe vergoeding, die de
predikant ontving voor vuur en licht.
Tegenwoordig zouden ze zeggen: Dat deze kosten worden vergoed, dat
is alleszins redelijk. Alleen die moet je niet halen uit het geld,
bestemd voor ondersteuning.
Ik denk, dat dit heeft te maken met het gegeven, dat de hervormde
kerk (men sprak ook evenvaak van gereformeerde kerk) toen staatskerk
was. Het traktement van de predikant, het onderhoud van kerk en pasto
rie, werd door de Staat betaald.
Waarschijnlijk had men hier geen ander geld dan diaconiegeld.
Hiervan werd ook viermaal per jaar de uitgave voor brood en wijn van
het Avondmaal betaald.
In 1782 kostte dit 3.18.- per kwartaal. Dertig jaar later was dit
bedrag verdubbeld, 8.2.-. Een kleine illustratie van stijgende prijzen.
Hiernaast een verkleinde fotocopie van een certificaat, waarin wordt
gecerticeerd (verklaard) dat een vertrekkend echtpaar van goed gedrag
is en steeds in eigen onderhoud voorzag. De letterlijke tekst luidt:
Wij, Schout en Scheepen(en) der ambagtsheerlijkheid Koedijk en Huisfwaard
certificeeren en verklaaren bij dezen (dat) Klaas Hilles en Willempje
Ysbrand(sgeduurende den tijd dat zij alhier (heb)ben gewoond zig
voor zoo verre on(s) bekend is, wel hebben gedragen, hun (eij)gen brood
gegeeten en burgerlijk gecomfpor?Jteerden dewijl zij voorneemens zijn
zi(g) van hier na Oud Carspel metter woo(n) te begeeven, zoo hebben
Schout en Scheepenen voors(chreven) des versogt dat (gejtuygenis hun
niet willen wijgeren om d( aar )van het noodige gebruijk te kunnen maf ken)
Actum op den Raadhuyze te Koe(dijk)
den 5 January 1775
In Kennis se van mij
Jan Oostveen
Secretaris