L JF
I -
/X/
dat Adriana 'een quade sprake'
had, ze kon de 'r' niet zeggen
een van de getuigen vermeldde dat ze hen regelmatig langs haar
huis zag lopen, op weg naar het centrum van de stad of op weg
naar het ouderlijk huis van Adriana bij de Plompetoren.
Hiermee is nog geenszins verklaard hoe en op welke wijze Al
bert van Schagen ‘krankzinnig’ was, of‘niet goed bij zijn hoofd’,
ofrecalcitrant, ofgewoon een stijfkop. Daarover laat geen enkele
historische bron zich verder uit. Evenmin als over zijn gevangen
schap in Medemblik en de wijze waarop en de omstandigheden
waaronder hij daar gevangen ‘zat’. We weten niet of zijn vrouw
daar bij hem was, ofin Utrecht woonde. Hoewel dat laatste
gezien de getuigenissen opgespoord door De Geer - hierboven
vermeld - het laatste waarschijnlijk maken.
andere eerlijcke saijcke aangingen heeft hij getuijge haar mede
soo clouck ende verstandigh gevonden dat hijs hem dickmaals
verwonderde ende heeft sij hem oock dickmaals als te passe
gebraght quaam alle haargeschiedenisse wat haar overgecomen ende
geschiet was van hints been off mit soo versche memorie verhaalt reght
off eerst geschiet waare geweest dat oock als hij getuijge bij haar
geweest hadde ende naa drie offvier maande weder bij haar
ontboden werdde soo verhaalde sij hem wel perfectelijck wat
woorden hij tot haar gehadt hadde ende wat woorden sij met
hem gehadt in de voorleede rijse .]24)
Dat vertelt ze hem aan het eind van haar leven en het staat haar
nog helder voor de geest wat ze in haar jeugd had meegemaakt.
Uit de woorden van deze vice-cureijt moet opnieuw blijken
hoe helder van verstand Josina van Schagen was aan het eind
van haar leven, ondanks het gegeven dat ze bij en tijd en wijle
‘godsdienstige’ bevliegingen had.
Blijft het raadsel van Alberts ‘krankzinnigheid’. Ook de woor
den van zijn kleindochter Josina werpen daar geen licht op. Zij
vertelde aan een van haar kamermeiden ooit - zoals die getuigde
in het kader van een ander proces - dat zij een moeilijke jeugd
had gekend.
In zijn getuigenis vermeldde meester Claas van Castricum,
vice-cureijt van de parochiekerken van Haarlem tegenover de
burgemeesteren, schepenen en de raad van Haarlem, gedag
vaard door Frans en Ernst van Nijenrode:
Tuijghde voorts dat die voors. Vrouwe van Schagen hem
gevraaght heeft gehadt off sij mit goeder consentie ’t goet van
haars moeders sijde gecomen was moghte maacken dat dit sou-
de comen aan die naaste van haar moeders wegen dat oock op
een tijt als sij bij inventaris beval haar goet te bewaaren Jan van
Schagen in presentie van hem deposant ende Mr Lambreght
Jacobs soon sij haar hadde wijzelicken ende clouckelijcke
als eensdeels hair consentie ende ziele saligheijt aangaande
eensdeels van titelijcke saacke heeft sij hem getuijge seer
clouckelijcken gevraaght bijsonder dat haar consentie aanginck
ende op d’antwoorde van hem deposant weder gerepliceert
geantwoord) mit sulcke redene ende bewijs dattet hem
getuijge verwonderde ende in saaijcke die de eerlijcheijt ende
3
"W-
i
1
ffy.,
Fa. a I
/Z
22
Bisschop David van Bour-
gondië, bisschop in de tijd
dat Albert van Schagen en
Adriana van Nijenrode in
Utrecht verbleven.
De Wittevrouwen poort en - brug, anno 1646.
Over die brug ging men Utrecht in, vlakbij die
brug stond de woning van Gijsbrecht van Nijen-
rode van Velsen en Geertruid Utenham, de vader
en moeder van Adriana van Nijenrode.
Josina van Beijeren van Schagen,
vrouwe van Schagen dochter van
Albert van Beijeren van Schagen en
Adriana van Nijenrode (Slot Schagen).
9
Lp? A-'V