nissen, door haar afgelegd op 2 maart 1534. Haar werd gevraagd
of ze meer wist over ‘de afkomst van vrouw Josina, heeren Al
berts dochter van Schagen’. Zij zal nog zeer jong zijnde Adriana
v
Op 11 maart 1535 werd er een getuigenis afgelegd door ene
Ida genaamd Bijland, natuurlijke dochter van Hendrik van
Nyenrode Johansz. Zij bevestigde wat door anderen al vermeld
werd. Zij bleek Adriana van nabij te hebben gekend en vertelde
Cunera, dochter van Wouter van Mijnden, ‘sijde dat sij wel
gekent heeft Gijsbert van Nyenrode van Velsen ende sijne huys-
vrouwe, die zij met haren eenige dochter en den heere Albert
van Schagen, haren man, op Croonenburg gesien heeft, alwaar
sij ter kennisse gekomen waar.’23)
ende sterff zijn huysvrouw voorscreven ook binnen die selve
huyzinge aen die pestilentie, die zij aan haar vinger hadde, op
den zelven dag dat meester Uyt die Weert (Uten Weer) vicarius
des Bisschops van Uytrecht, sterff, als sij omtrent oud was agt en
dertig j aaren, twelck was omtrent twee ofdragen dagen nadat
Maximilianus die stadt Uytrecht inne hadde genomen, ende
wort binnen Uytrecht begraven zonder zeker te weeten waar,
ende liet die Vroue van Schagen voornoemd haar, getuygen, die
blader (gezwel) zien, die zij aan haar vinger hadde. Sijt, dat ter sel-
ver tijd, na (het) innemen der stad van Uytrecht (7 september
1483), die heer van Egmond heer Alberts dochter, die Vrouwe
v
van Egmond, die na sijn dood te manne nam heer Joost van
Borselen.’21)
Genoemde Beatrix vermeldde ook dat Adriana was gestorven
aan de pest en in Utrecht werd begraven. Ze liet Beatrix van
Mijnden ‘die blader (gezwel) zien, die zij aan haar vinger hadde’.
Ze stierf, 38 jaar oud, ‘omtrent twee of drie dagen nadat Maxi-
■an Nijenrode gekend hebben als moeder van Josina. Ze zal hen milianus die stadt Uytrecht inne hadde genomen’. Dat gebeurde
tussen 1464 en 1474 langs haar huis hebben zien komen. Josina op 7 september 1483. 22).
zal niet ouder zijn geweest dan zij zelf.
Het bovenstaande houdt in dat Adriana van Nijenrode werd
geboren in 1445. Als ze zoals vermeld in ongeveer 1460 - maar
'an Schagen nu tegenwoordig, te manne gafsijnen neve Wouter het kan ook 1464 zijn - in ondertrouw gingen, dan was Adriana
op dat moment tussen 15 dan wel 19 jaar oud en Albrecht van
Schagen tegen de dertig ofbegin dertig jaar oud. In die begintijd
van hun huwelijk waren ze zeker regelmatig in Utrecht, omdat
De al genoemde Beatrix herinnert zich dat Adriana van
Nijenrode en Albert van Schagen ‘worden ondertrouwt in die
Buurkerke. (Zij) Sijde, dat deeze heer Albert van Schagen na
derhand al krankzinnig worde ende in Holland vastgezet worde; dat Adriana ‘een quade sprake’ had, dat wil zeggen dat ze niet
alle klanken kon uitspreken, o.a. de ‘r’, waardoor ze Luijsch zei in
plaats van Ruijsch.
Z/J
21
Pest of pokken, dat is niet zeker; Egyptian plague
of boils, in the Toggenburg Bible.
Karel de Stoute wilde de vele delen van zijn bezit
zoveel mogelijk aaneengesloten maken. Iets
waarmee zijn vader Philips de Goede eveneens
zijn gehele bestuurlijke leven bezig was geweest.
Om zijn oostgrens goed te beschermen en ook
voet aan de grond te krijgen in het Duitse gebied
wilde hij de stad Neuss, vlak boven Keulen, lig
gend aan de Rijn of vlakbij de Rijn, in zijn bezit
krijgen. Daartoe sloeg hij eind juli 1474 het beleg
om de stad. Neuss gaf zich echter niet alleen
niet over, maar verdedigde zich fel en langdurig.
Vanaf een zeker moment vond de Duitse keizer
de tijd gekomen om zich met de belegering te
bemoeien en een poging te ondernemen de stad
te ontzetten. Uiteindelijk gaf Karel de Stoute de
strijd op en trok zijn troepen terug, toegevend
dat zijn plan was mislukt. Hij had de stad grote
schade berokkend, het had vele duizenden man
schappen het leven gekost, en zeer veel geld.
Toen Karel vernam dat de Duitse keizer zich er
mee ging bemoeien, had hij ook al zijn Hollandse
reserves aangesproken en opgeroepen. Dat
was de reden dat Willem van Schagen met een
contingent Haarlemmers naar Neuss trok en ook
Albert van Schagen zich genoodzaakt zag zijn
steentje bij te dragen, een iets groter steentje
dan waartoe hij veplicht was, volgens Bregman.