'Wat moetje toch voor je fesoen,
Verlegen veul vervelens doen,
Jepraize Wullems helder brain
Je moet em in eek nag in azain,
Je guite 'nou mn knecht gendag
En denke 'k Wou datje 'er onder lag!'
De Schager Courant was er zeker van dat Buiskool van zijn
afscheidsrede geen woord had gemeend:
Bertus de scheermesjesman
dichten tegen hem. De redactie noemde zijn naam in een adem
met nazi-propagandaleider Goebbels. In de gemeenteraad kreeg
hij meer en meer schimpscheuten naar zijn hoofd, zoals hij die
zelf altijd had uitgedeeld. De joodse marktventer ‘Bertus de
scheermesjesman’ zette hem publiekelijk in zijn hemd (zie de
kadertekst). Hij liet steeds vaker verstek gaan bij raadsvergade
ringen, want zoals hij zelfzei: ‘Als ik iets voorstel, wordt 't toch niet
aangenomen. (Hilariteit).'
De nieuwe orde
Voor de gemeentelijke verkiezingen van 1939 kandideerde
Van Erp zich niet meer. Zestien jaar had hij zich ingezet voor
de publieke zaak. In zijn allerlaatste raadsvergadering werd hij
door loco-burgemeester Buiskool, zijn grootste ideologische
tegenstander (tijdens de Duitse bezetting zou Buiskool het
ondergrondse verzet in het Noorderkwartier leiden en Van Erp
de NSB), bedankt voor bewezen diensten: 'Veel critiek is over uw
hoofd gegaan, maar zeker hebt U steeds op uw wijze de belangen der
gemeente behartigd, open, frank en vrij en zonder aanzien despersoons
en zonder bijbedoelingen. In alle gevallen moet dat gewaardeerd wor
den. Het zal vreemd zijn uw niet van originaliteit ontbloote opmerkin
gen niet meer te horen. Er is een tijd geweest, dat uw aanwezigheid niet
bepaald de rust bevorderde, maar de laatste tijd hebben we niet veel last
van Ugehad (gelach). Ik hoop dat U ook, wanneer U hier niet meer
is de belangen van Schagen zult blijven behartigen.' Van Erp dankte
Buiskool 'voor de welwillende woorden' met een strijdlustige hint
naar de toekomst die hij gloren zag: 'Maar ik kom in deze zaal
terug en hoop U, meneer Buiskool, hier dan aan te treffen!'
Zomerse marsoefening door bruinhemden van de NSB.
21
‘Schager Courant, 28 mei 1937 - Gisterochtend
werd op de markt groote opschudding verwekt
door het verschijnen van ‘n grooten lijkwagen,
waarvoor parmantig, maar ietwat zonderling een
doodbidder stapte. Langzaam reed de wagen
tusschen de handelende boeren en kooplui en
het loeiende vee door en veroorzaakte, in plaats
van plechtige stilte, zooals een begrafenisstoet
toch gewoonlijk doet, groote hilariteit onder het
samengestroomde publiek. Rustig zette de wa
gen koers naar het huis van den kringleider der
N.S.B. alhier, en weldra bleek de bedoeling van
dezen sinisteren optocht: Men ging de N.S.B.
begraven! Voor het kringhuis aan de markt werd
halt gehouden en de doodbidder stapte kordaat
bij den heer Van Erp naar binnen, gevolgd door
een heele troep nieuwsgierigen. In de gelagkamer
richtte het sombere personage zich onder groot
gelach en gejoel tot den beduusden eigenaar
van ‘Het Oude Slot’ met de vraag, of hij iets had
mede te geven voor het kerkhof! De heer Van
Erp had geen andere keus, dan te lachen als een
boer, die kiespijn heeft en gaf buigend te ken
nen dat hij geen dierbaren last had af te geven.
Onder groote vrolijkheid vertrok de doodbidder,
in wien wij den bekenden mesjeskoopman van
de veemarkt herkend hadden, en nam zijn plaats
voor de auto weer in, waarna het heele geval
zich weer in beweging zette. Nog een ronde werd
door Schagen’s straten gemaakt en allerwege
trok de somberlachwekkende optocht groote
belangstelling en vormde de inhoud van het
gesprek-van-den-dag.’