En ondertussen ondertussen
Hij heeft het niet meer gedaan, vertelde
mijn moeder, niet helemaal zonder trots.
Een laatste eigen herinnering is die aan de winter van 1944-1945.
De bomen die langs de weg stonden waaraan we woonden,
werden een voor een omgezaagd. Alles eraan werd gebruikt als
brandhout. Ik herinner me de ronde blokken die van de stam
gezaagd werden. Sommige ervan kwamen bij ons in de bijkeuken
terecht en werden in kleine stukken gehakt door mijn vader. En
sommige van die kleine stukken mocht dat vierjarige jongetje in
kleinere stukjes hakken met een heuse bijl. Ik weet nog hoe dat
voelde.
zolen. Zeer tegen de zin en tot woede van mijn moeder. Die heeft
hem - zo vertelde ze later - bestraffend toegesproken. Dat deed
Herr Offizier toch ook thuis niet!! Nee, dat was zo. Hij heeft het
niet meer gedaan, vertelde mijn moeder, niet helemaal zonder
trots.
1947. Veel sneeuw, bergen sneeuw, maar toen was die oorlog al
lang voorbij.
Op de weg naar het huis van ouden van dagen liep ik om de terp
heen waarop Tinusbuur woonde en ik herinner me haarscherp
een auto in stond, onder een net,
in een opening die in de terp was gegraven. Ik had dat gat niet
zien graven en ineens stond die auto daar, in dat ‘gat’, een vreemde
auto. Het was een soort jeep, weet ik nog. Het zal wel een soort
terreinwagen zijn geweest.
luisterde, iedereen stond naar de lucht te kijken. Pas veel later heb
ik begrepen dat al die mensen die me geen blik waardig keurden,
inclusiefmijn moeder, naar een brandend vliegtuig stonden te
kijken, met de angstige vraag waar dat zou neerstorten.
Een tweede herinnering, eigenlijk een reeks herinneringen, geldt
de periode van de inkwartiering. In juni 1944 had Sint Maarten te Een vierde herinnering. Mijn vader was metselaar- aannemer. En
maken met inkwartiering van Duitse soldaten. Dat had waar
schijnlijk rechtstreeks te maken met de invasie in Normandië.
Omdat wij om een ofandere reden die mij ontgaan is, telefoon
hadden, zo’n zwart bakelieten apparaat, dat in de lange gang hing
vlakbij de kamerdeur, kregen wij officieren in huis. Mijn moeder
vertelde later dat ze midden in de nacht kwamen en mijn ouders
het bevel kregen het huis onmiddellijk te verlaten. Wijzend op
mij en mijn iets oudere zus slaagden ze erin de Duitsers te over
tuigen van de onmogelijkheid het huis te verlaten. Goed, het huis Duitsland nog eens hebben opgezocht. Ze hadden zijn
stond ter beschikking, voor ons bleefde keuken en een slaapka
mer over. Achterafhoorde ik dat ook ons huis van te voren was
v
het huis voor het beoogde doel, huisvesting van soldaten.
natuurlijk had hij materiaal in huis, niet alleen ladders, steigerhout
en dat soort zaken, maar ook zakken cement, die in een speciaal
hok - het cementhok - lagen opgestapeld. Hij wist dat een
aantal ervan nogal illegaal was en hij kneep hem als een ouwe
diefdat ze onraad roken. Letterlijk, want cement kun je ruiken.
Tot zijn opluchting was dat niet het geval geweest. Na een goede
maand vertrokken ze weer. We weten, naar het oostfront. Dat is
me bekend, omdat mijn ouders de jonge 18-jarige kok later in
naam en
zijn adres bewaard. Hij noemde mijn moeder ‘Mutti’ en had het
best naar zijn zin in die keuken. Zo af en toe viel er wat het eten
'oorzien van een grote zwarte X, als teken van bruikbaarheid van betreft iets van het ‘Duitse blok’, bijvoorbeeld een stukje vlees en
dat ging er wel in.
De laatste herinnering aan de inkwartiering - ik heb er zelfniets
van gemerkt - was hun plotselinge vertrek, even plotseling als
hun komst. Maar wat ik me wel herinner, is dat mijn vader en
mijn moeder tot hun stomme verbazing ontdekten dat ze toen
ze vertrokken, vergeten waren een melkbus vol suiker mee te
nemen uit het keldertje onder de trap. Volgens mij is die suiker in
de rest van de nog tien maanden durende oorlog uitgedeeld en
opgemaakt.
De officieren werkten in het huis van ouden van dagen, Zonne-
oord, vlakbij ons, even voorbij de bocht om de terp van Tinus-
buur. Tinusbuur speelde een belangrijke rol in mijn leven, omdat
ik vaak bij hem kwam. Hij was alleen, ongehuwd ofweduwnaar,
dat weet ik niet, maar hij had de tijd en een fantastische gepot-
dekselde, enorme, zwarte houten schuur, waar het verschrikkelijk hoe daar tot mijn verwondering
lekker rook naar hooi, naar paard, naar paardenstront en pis, naar
leer, naar zonlicht door de kieren in de wand.
Even voorbij die bocht stond het huis van ouden van dagen en
ik kreeg op zekere dag in juni de opdracht om de soldaten daar
te waarschuwen dat het eten klaar was. Een jonge Duitse soldaat
- die ook niet in de kamer bij de officieren mocht komen - was
hun kok en die kookte het eten bij ons in de keuken. Zo leerde ik
de eerste woorden Duits. Ga er maar naar toe en roep maar voor
het raam ‘Kartoffelen essen’. Dat deed ik en tot mijn vierjarige
verbazing kwamen ze er inderdaad aan, ook al wist ik echt niet
wat ik geroepen had.
Een tweede herinnering daaraan verbonden is dat mijn zus en
ik af en toe werden uitgenodigd om bij de officieren aan tafel te
komen eten, warm eten. We mochten dan aan de tafel staan en
aten wat de pot schafte. Wist ik veel, dat dat zo hun gewoonte
was, dat kinderen aan tafel stonden, ook bij hen thuis. Ik vond het Een herinnering aan de winter van 1944-1945 heb ik niet echt,
maar vreemd, maar het eten was lekker. Achterafheb ik begrepen en een herinnering aan het moment van de bevrijding ook niet.
dat we werden uitgenodigd omdat we een ofmeer van hen deden Herinneringen aan winters zijn van later, vooral die van 1946-
denken aan hun eigen kinderen, ver weg in Duitsland.
De derde herinnering is dat mijn moeder het aan de stok kreeg
met een van de officieren, omdat hij de al genoemde lange,
betegelde gang gebruikte als glijbaan met zijn met ijzer beslagen
Karel Numan
12