na 1518
Schagen leefde van ongeveer 1482 tot 1542
Een paar citaten uit die getuigenis laten zien wat er aan de hand
was.
ende dat hij overmits zijn beroerte sijn spraecke nyet
wel tot sijn wille en mochte gebruijcken ende zijn meeninge
uutspreecken (en dat hij door zijn beroerte zijn spraak
niet kon gebruiken en zijn mening geven zoals hij wilde).
In verband met zijn ziekte vraagt men zijn arts ofdie ‘(...)hem
in zijn ziecte te hulpe te comen, zijn water te bezien, hem
te vragen nae zijn siecte dat eijschte hem te ordonneren nae
raet der doctoiren endezijn boucken(...)’ (ofdie hem in zijn
ziekte bijstand verleent en zijn water bekijkt, zoals zijn collega-
artsen en zijn boeken hem voorschrijven).
Uit deze getuigenverklaring blijkt dat zijn dokter Jan van Scha
gen dagelijks bezoekt en zijn water onderzoekt. Burgemeesters
en schepenen vragen ofhij dat doet in zijn aanwezigheid ofdat
hij zich daartoe even afzondert. Ze zijn er benieuwd naar ofde
dokter vraagt ofhij een goede nachtrust heeft, zijn stoelgang
goed is, ofhij goed antwoord geeft op vragen die de dokter hem
stelt. Uit zijn verklaring blijkt dat de dokter ervaart dat zijn pa
tiënt zich wel goed voelt, af en toe met hulp een wandelingetje
maakt en ook bezoek ontvangt dat een praatje met hem maakt.
Jan van Schagen is daar niet de eerste de beste, hij is een van de
burgemeesters van Haarlem.
Zijn medebestuurders waren er nieuwsgierig naar hoe het hem
ging, omdat ze wilden weten ofhij nog handelingsbekwaam
was, niet alleen in verband met zijn ambt - dat zullen ze wel
ervaren hebben, maar vooral ook wat zijn testament betrof.
Kennelijk rezen daar in een later stadium problemen over. Die
bezwaren werden gemaakt door een nicht van Jan van Schagen,
Johanna van Schagen, een dochter van zijn oom Willem. Zij
claimde dat zij recht had op de heerlijkheid van Schagen en niet
hij, nadat hun beider tante Jozijne van Schagen op 15 juni 1543
was overleden. Johanna vond dat zij tot erfgenaam van Jozijne
benoemd had moeten worden en niet Jan en zijn erfgenamen.
In het kader van het proces dat Johanna had aangespannen
moesten de burgemeesters en schepenen van Haarlem ook Jan
Maertensz, de arts van Jan van Schagen, horen over hoe het met
hem gesteld was in zijn laatste jaar of jaren.
plaatsvervanger en definitiefeen halfjaar voor zijn dood vanaf
16 december 1541.
De eerste geschiedschrijvers beschikten waarschijnlijk niet over
voldoende en juiste gegevens, waardoor enige eeuwen lang
omtrent de handel en wandel en leeftijd van beide personen
die luisterden naar de naam Jan van Schagen, onduidelijkheid
heerste.
Die is bij dezen voor zover mogelijk opgelost.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat er inderdaad sprake was
van twee Jannen van Schagen, een Jan van Schagen de oude
en een Jan van Schagen de jonge, Jan Jansz kortom. De eerste
leefde van ongeveer 1436 tot iets na 1518 en werd ruim 80
jaar oud, was heer van Burghorn en na de dood van zijn broer
Albert in 1480 korte tijd voogd en plaatsvervangend heer
voor diens dochter Jozijne totdat ze trouwde met Wouter van
Egmond. Zijn zoon, de tweede Jan van Schagen, leefde van
ongeveer 1482 tot 1542 en werd 60 jaar; ook hij was heer van
Burghorn en werd heer van Schagen in 1535 als een soort van
Karel Numan
21
Bronnen:
1) W van Gouthoven, D’oude Chronijke ende historiën van Holland
(met West-Friesland) van Zeeland ende van Utrecht, 1636, pag.
202; hij beschikte over een beperkt aantal gegevens en niet alles
wat hij zegt is juist, maar hij werd wel nagevolgd door een groot
aantal na hem komende geschiedschrijvers tot in onze tijd toe
op een flink aantal websites.
2) Een leenkamer is een register waarin men bijhield door wie aan
wie en voor welk bedrag op welke datum land werd verpacht,
een bedrag werd geleend enz.; er zijn vele tientallen van derge
lijke leenkamers.
3) In het jaarboek van het Centraal Bureau voor de genealogie van
1958 staat op blz. 102: Hij, Jan van Berckenrode, was gehuwd
met Catharina NN. Hun zoon had in het jaar 1528 in de
Noorder Kapel een grafzerk laten aanbrengen voor zijn ouders,
zijn zuster en hemzelf, met het volgende opschrift: “Jan van
Berckenrode en Catlijn zijn wijff, ende Aeff zijn dochter
4) Nationaal Archief in Den Haag, NL-HaNA_1.10.01_368
5) Nationaal Archief Haarlem, NHA, toegangsnummer 133, inven
tarisnummers 45, fol. 5v.
6) Leenkamer Graaf van Holland VIII Friesland 1254-1649: 28-12
1511, Jan van Schagen, oudste zoon, bij overdracht door Jan,
zijn vader, wegens schuld.
7) Nationaal Archief Haarlem, NHA, toegangsnummer 133, inven
tarisnummers 51
8) Hij had alle moeilijkheden die de overstroming van de Burghorn
in september 1509 met zich meebracht moeten overwinnen.
Dat zal hem zwaar gevallen zijn, te meer doordat zijn aange
trouwde neef, Joost van Borssele, de man van zijn nicht Jozijne,
Vrouwe van Schagen, niet bepaald meewerkte. Daarover is
meer te lezen in het boek dat binnenkort verschijnt als uitgave
van de Kring van Vrienden van de Hondsbossche.
9) S. van Leeuwen, Batavia Illustrata, ‘s-Gravenhage 1685, pag.
1504, 2e kolom.
10) Nationaal Archief in Den Haag, NL-HaNA_1.10.01_371