Waarop Jan Jeroensz. in wanhoop antwoordde; De eerste die de commissie te pakken kreeg was Piet El uit Hoorn. Hij was toevallig in de buurt van Schagen en werd op 25 september 1575 gearresteerd en opgesloten in het slot. Nadat Nanningsz. hem van betrokkenheid bij het verraad had beschul digd werd ook hij onderworpen aan een scherp verhoor met marteling (5). Bij de eerste confrontatie met Nanningsz. en El werd Jeroensz. zogenaamd door hen herkend als de leider van het Spaanse ‘Wij sullen niet ophouden met u te pynighen voor ende alleer ghij die selven beschuldicht hebt, oft wij sullen u dootpynig hen’. Ziet, Jan Jeroenz. zal terstont by u gebracht worden int bywesen van den heeren van Hoorn; eest dat ghij gheen jae ‘Ick en mach dese pijne niet langer lyden, helpt mij aen de doot!’ (9). voormalige schout die nu zitting had in de bijzondere onder zoekscommissie in 1575 (7). van verraders te zuiveren; Jan Jeroensz. was een loos en door trapt man die hun heel wat zou kunnen vertellen (4). Vanuit Hoorn werd echter door de familie van Jeroensz. alles in het werk gesteld om hun medeburger bij te staan en op vrije voeten te krijgen. Er werd geëist dat er weer een afgevaardigde om terug te mogen keren en zijn bezittingen terug te krijgen. Uit het feit dat Jeroensz. begeleid werd door deze regenten uit Hoorn bleek dat het niet om de eerste de beste ging. Jan Jeroensz. had belangrijke familieconnecties in de stad. Jeroensz. was een poorter met de daarbij behorende burgerrechten, bij voorbeeld een grondig vooronderzoek voordat hij als verdachte mocht worden ingerekend. Een ander recht behelsde dat een burger zijn proces in zijn eigen stad mocht voeren. Als hij ver hoord werd op een de stad bij zijn. Ook had Jeroensz. rechten gestudeerd in Leuven, hij had dus verstand van juridische zaken en was vastbesloten zijn recht te halen. Vanafhet begin werd duidelijk dat de com missie niet zo maar zijn gang kon gaan. Dit was andere koek dan de rechteloze kalissen en boeren. Al snel viel de naam van Jan Jeroensz. uit Hoorn. Ook werd ene Sybout Jansz. uit Medemblik genoemd en opgepakt. Met name Jeroensz. was volgens El en Nanningsz. de kwade genius van het verraad in het Noorderkwartier. Sonoy eiste van de vroedschap van Hoorn dat ze Jeroensz. uitleverden. Op 16 oktober 1575 liet Sonoy, om het stadsbestuur van Hoorn onder druk te zetten, twee Geuzenvendels inkwartieren in de stad. De stad bezweek onder de druk van de gouverneur en stuurde Jeroensz. met een afvaardiging van de vroedschap naar Schagen. verraad in de Noordkop. Nanningsz. en El werden vóór de ontmoeting met Jeroensz. flink door de commissie onder druk gezet. Saillant detail was dat Jeroensz. in 1572 in conflict was gekomen met ene schout Heukesloot te Hoorn. Deze ruzie ging over de inning van de beruchte Tiende Penning. Jeroensz. moest deze belasting innen maar kwam er al snel achter dat er enorme weerstand tegen deze belasting bestond. Hij weigerde daarom de belasting te innen en kwam daardoor met Heukesloot in conflict. Jeroensz. noemde hem zelfs een ‘lanteern zonder licht’. Heukesloot steunde kennelijk nog de Spanjaarden. Jeroensz. was uit Hoorn bij de verhoren aanwezig zou zijn. waarschijnlijk niet blij met de hernieuwde kennismaking met de Sonoy, op zijn beurt, zei dat het commissielid Heukesloot uit Hoorn afkomstig was en dus als afgevaardigde kon worden be schouwd. De medestanders uit Hoorn antwoordden, op goede gronden, dat Heukesloot niet neutraal was. Vervolgens beschuldigde Sonoy het stadsbestuur van Hoorn ervan dat ze de verraders de hand boven het hoofd probeerden De afgevaardigden uit Hoorn aanvaardden nu de terugreis. Nadat de commissie verlost was van de lastige bemoeials uit Hoorn viel ook Jan Jeroensz., ondanks zijn poorterschap, het gebruikelijke repertoire aan martelingen en scherpe verhoren andere plaats moest er een afgevaardigde van ten deel. Ook hij werd stevig onder druk gezet. Maar liefst twee burgemeesters, vier schepenen en de stadssecre taris reisden met hem mee (6). Dit terwijl Jeroensz. net, in het voorjaar van 1575, was terug gekeerd naar Hoorn vanuit, het nog katholieke, Amsterdam. Hij had een flink bedrag, 250 gulden, aan het stadsbestuur moeten bywesen van den heeren van Hoorn; eest datghij gheen jae en betalen en trouw moeten zweren aan Oranje en het stadsbestuur segt op tgenen wij geschreven hebben ende u voorleesen sullen, wij sullen u terstont werderomme pynighen zoo langhe dat ghyt wel werderomme segghen zult; daeromme siet toe, ghy hebbetghoet te segghen voor de heeren van Hoorn’ (8). 13 Diederik van Sonoy. 17e eeuwse prent. Rijksmuseum Amsterdam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kakelepost - Schagen | 2019 | | pagina 13