Al met al was het gebied in Oostelijk West-Friesland, in de ogen
van Sonoy en zijn medestanders, een uitermate verdacht gebied.
Een paaps broeinest dat moest worden uitgerookt!
In juni 1575 was de arme oude Coppen Cornelisz. als eerste
aan de beurt om verhoord te worden door de commissie in
Alkmaar. Hij werd geacht Pieter Nanningsz. te beschuldigen
van verraad. Kennelijk was Nanningsz. op dat moment nog niet
in hechtenis genomen.
maatstaven. Zijn voetzolen werden verbrand evenals andere
delen van zijn lichaam.
Al snel bezweek Coppen Cornelisz. aan de folteringen, zonder
“wij saegen den goeden menschen overal soe deerlick sitten
sonder oefeninge van eenige goede religie. Hem werden ont
houden die hooghwaerdige sacramenten. Die predicatie van
Goods heylige woert en mocht haer niemant doen. Van der
priesteren diensten werden sij gehelick ontset, alsoe die veelal
verliepen ende oeck niet openbaerlick den straet gebruyken
mochten” (2).
van muren van steden en bolwerken, bijten hakken (zie vorige
Kakelepost) en wacht lopen. Ook konden ze worden ingezet op
de oorlogsvloot. Weigering werd als desertie beschouwd en kon
worden bestraft met de doodstraf (4).
Bovendien werd er in de boerendorpen geroofd, geplunderd en
gemolesteerd door de Geuzen.
was
num en Benningbroek te maken met repressie van de Geuzen.
Hoewel Willem van Oranje opriep tot religieuze tolerantie was
daar in het Noorden van het gewest Holland bitter weinig van te vergroten. Zo moesten de boeren helpen met het versterken
merken. In 1573 werd bijvoorbeeld de heilige mis in het Noor
derkwartier verboden.
Zo noteerde de monnik Wouter Jacobsz. in maart 1573 in zijn
dagboek;
Het was natuurlijk de bedoeling dat er in dit geval in Wognum
en Benningbroek gereformeerde gemeenten in de plaats van
de oude katholieke parochies kwamen. Maar dat wilde niet erg
vlotten. De reden was dat de nieuwe godsdienst niet erg populair Cornelisz. werd vreselijk gemarteld, zelfs naar zestiende-eeuwse
was en dat er maar met moeite voldoende geschikte dominees
voor de nieuwe kerkgemeenschappen gevonden konden wor
den. Weliswaar beschikten in 1576 drie op vier gemeenten over
een eigen predikant maar dit was soms alleen op papier het geval. echter de gewenste bekentenis te doen (5).
De voorganger werd ook in een andere gemeente ingezet ofwas
afwezig vanwege het oorlogsgeweld (3).
Nu waren zijn zoon Nanning Coppensz. en de inmiddels gear
resteerde Pieter Nanningsz aan de beurt. Omdat de vader van
Ook maakten de opstandelingen zich niet populair in het gebied Nanning niets had toegegeven was het van belang dat zijn zoon
omdat hun legereenheden, de Geuzenvendels, er in dorpen
werden ingekwartierd. Ze leefden er op kosten van de plaatse
lijke bevolking, die ze dus liever kwijt dan rijk was. Zeker ook
gelopen naar de opstandelingen kreeg het gebied rond Wog- inkomsten van de boeren al flink terug gelopen.
Ook hielp de verplichte tewerkstelling van de boeren niet mee
om de populariteit van de opstandelingen in het gebied te
en Pieter Nanningsz. dat wel zouden doen.
Maar liefst veertien keer werden beiden gefolterd. Als je leest
welke kwellingen deze boeren ondergingen gaat dat het voor
gezien de slechte economische situatie; door de oorlog waren de stellingsvermogen te boven.
11
Broeker boerin ('Broker Vrou'). Toegeschreven aan
J. van Horst.
Boerin uit Hoogwoud ('Hoegtwouder Vrou').
Toegeschreven aan J. van Horst.