Deel 4
Wat voor boeren hebben we het hier over? Waarschijnlijk waren
het kleine, hooguit middelgrote veeboeren. Weliswaar was de
overgang in het gewest Holland naar de marktgerichte land
bouw begonnen. Dit betekende dat de traditionele gemengde
boeren bedrijfjes niet meer zelfvoorzienend waren, maar over
schakelden op de veeteelt en gingen produceren voor de steden.
Ze konden echter waarschijnlijk nog niet alleen rondkomen van
hun drie tot zes koeien en waren dus gedwongen bij te klussen,
bijvoorbeeld in de visserij ofhet verrichten van grondwerk bij
de aanleg van dijken(1).
Al snel gaven deze zogenaamde kalissen namen van boeren die
hun de opdracht hadden gegeven om de legers van de opstan
delingen te saboteren. Vader en zoon Coppen Cornelisz. en
Nanning Coppenz. uit Wognum werden aangehouden evenals
Pieter Nanningsz. uit Benningbroek. De onderzoekscommissie,
verantwoording schuldig aan Sonoy maakte zich op om deze
drie boeren te gaan verhoren. Met name om uit te zoeken of
ook deze personen in opdracht handelden. De boeren werden
overgebracht naar Alkmaar om te worden verhoord.
De situatie voor de opstandelingen onder leiding van Willem
van Oranje was vrij hopeloos. Na de val van Haarlem, in 1572,
was het gebied dat onder controle stond van de tegenstanders
van de Spanjaarden in tweeën gedeeld. Grofweg het huidige
Zuid-Holland en het Noorderkwartier waren nog in handen
van de opstandelingen.
De Spanjaarden waren van plan korte metten te maken met
deze restanten van het verzet van de opstandelingen. Daartoe
stonden verschillende Spaanse legermachten klaar het gebied,
van verschillende kanten, aan te vallen. De verwachting was dat
het kleine gebied dat nog werd gecontroleerd door de opstan
delingen spoedig zou worden veroverd door de Spanjaarden.
In het Noorderkwartier leidde deze uitzichtloze toestand
tot een schrikbewind onder de gouverneur van het gebied,
Diederik van Sonoy. De spanningen in het gebied leidden tot
wat je een soort razzia’s zou kunnen noemen. Met name arme
katholieken zonder vaste verblijfplaats werden verdacht van
samenwerking met de Spanjaarden. Zij werden opgepakt en
onder tortuur verhoord door een bijzondere onderzoekscom
missie, opgericht door Sonoy
De bewoners van Wognum en Benningbroek waren voor het
overgrote deel katholiek gebleven. Evenals in Schagen was hier
in 1566 geen sprake geweest van een beeldenstorm. Er liepen
voor zover bekend ook geen pastoors over naar de protestante
godsdienst.
De gereformeerden hadden de grootste moeite om in dit gebied
voet aan de grond te krijgen. Nadat de Noordkop in 1572 over
n de vorige delen van de martelaren van Schagen
zagen we dat de Tachtigjarige Oorlog grote conse
quenties had voor het gewest Holland, in het bijzon
der de Noordkop en dus ook voor de stad Schagen.
De martelaren
van Schagen
10
Overlast op het platteland
van het oorlogsgeweld van
de Tachtigjarige Oorlog.
Esaias van de Velde.