onder de gemeente, de municipaliteit van Schagen.
'...dat men huijskens an den
oude dijck setten mogen’
gegraven, de percelen bekend. Heer Willem van Schagen,
Willem van Beijeren, kreeg natuurlijk land. Hoeveel precies is
niet helemaal duidelijk, omdat in de ene akte staat dat het gaat
om 105 geersen en in de andere om 150 geersen, waarover hij
tienden betaalt aan de vorst. Het is daarmee zijn vrij eigen land.
Als we uitgaan van een omvang van 300 morgen voor de gehele
Burghorn (in een akte staat dat het bij opmeting ging om 290
morgen), dan zou Willem wel eens een tiende deel hebben kun
nen bezitten. Immers een tiende van 300 morgen komt dichtbij
de 105 geersen waarvan tot tweemaal toe sprake is. 300 Morgen
is (ruim) 900 geersen en 105 geersen komt aardig in de buurt
van een tiende deel. De in een akte genoemde 150 zou een ver-
Het leenheerschap
Willem van Beijeren werd beleend met de hoge, middel en lage
jurisdictie (rechtspraak) van Burchorn. Niet veel later verzoekt
hij Philips van Bourgondië zijn jongste zoon Willem te belenen
met de Burchorn en alle daaraan verbonden rechten, wat
toegestaan wordt en gebeurt in 1461 of1462. Na het vertrek
naar Haarlem van zijn broer Willem in 1475, verving Jan van
Schagen, eveneens zoon van Willem van Beijeren, hem en werd schrijving kunnen zijn, omdat die akte in de tijd samenvalt met
in 1482 beleend met de heerlijkheid Burghorn.
Een halve eeuw later, in 1535 (definitiefin 1542), toen Josina,
de dochter van Aelbrecht, de oudste zoon van Willem van
Beijeren, de heerlijkheid Schagen overdroeg aan haar neefJan,
Met deze sloten is in zoverre iets bijzonders aan de hand, dat ze die van zijn vader Jan tevens de heerlijkheid Burghorn erfde, zijn
gebruikt worden voor de keur van de afwatering in twee beteke- beide heerlijkheden weer in één hand gekomen en sindsdien
nissen. De dijkgraafen heemraden en waarschappen varen door gebleven tot 1795. In dat jaar werd de wet verzet, kwam er een
deze sloten om te controleren of ze voldoende breedte en diepte eind aan het instituut van de Heerlijkheden en viel de Burghorn
hebben en daardoor voldoen aan hun functie voor de afwate
ring van het hele gebied. Niet elke keursloot blijft die functie
houden, dat hangt afvan de omstandigheden en de mate waarin Land, boerderijen en huizen
en de wijze waarop die veranderen. De tweede functie is dat ze Toen de Burghorn eenmaal droog gevallen was, konden de
de dijkgraaf en consorten de gelegenheid bieden het hele gebied landerijen verkaveld en toebedeeld worden. De sloten waren
in ogenschouw te nemen en te ‘keuren’.
Een punt van voortdurende aandacht van de inwoners van
Burghorn en van de omwonenden is de hoogte en breedte van
de dijk. En dat dat niet zonder reden was, zal straks blijken.
Kadastrale detailkaarten (1832) van de polder Burghorn (sectie F).
10
B V K U H O K
F.ertlvRLal
Y-', L