Bronnen
Solingen
Deze vorm van concentratie mocht echter niet baten.
In de 18e eeuw kwamen ieder jaar met honderden tegelijk de
seizoenarbeiders vanuit het Duitse Westfalen naar Nederland,
en dus ook naar Holland en West-Friesland. Zij waren hier zeer
welkom.
Er was heel veel mankracht nodig om de graan- en grasoogst
te maaien en deze seizoenarbeiders kwamen ervoor. In hun
thuisland konden zij het hoofd net boven water houden en dit
seizoenwerk zorgde voor broodnodige inkomsten. Met deze
seizoenarbeiders, de ‘hannekemaaiers’, kwamen echter ook de
marskramers, de ‘kiepkerels’, en de ‘lappiespoepen’ mee. Zij
kwamen uit datzelfde Westfalen en verkochten uit hun ‘mars’, de
kist ofkorf die ze op hun rug meedroegen, alles waarnaar bij de
boerderijen en kleine dorpen maar vraag wasEn daar hoor
den ook messen bij. Die ‘marskramer’-messen kwamen altijd uit
Solingen, waar men al eeuwenlang eerst zwaarden en later mes
sen maakte. Die Solinger messen werden gemaakt uit ijzer dat
dichtbij voorradig was en werden geproduceerd met kosteloze
waterkracht; kortom: een Solinger mes was veel goedkoper dan
een mooi en degelijk Schager mes.
De concurrentie was moordend! Bovendien bestond er in die
tijd nog niet zoiets als patentrecht en in Solingen zag men er niet
tegenop om voor de Hollandse markt ook de keurmerken na te
maken!
We weten inmiddels dat het Solinger bedrijfHerder - van de
nog steeds bekende Duitse Herder-messen - tot ongeveer 1650
vrijwel uitsluitend voor de Hollandse markt werkte. Vanaf1684
zijn alle messenmakersmerken uit Solingen geregistreerd. En
dat levert een aantal meestertekens op die we ook op ‘Schager’
messen tegenkomen. Zelfs na 1830, als er in Schagen al geen
messen meer worden gemaakt!
Rond 1650 voelen zowel de Schager als de Goudse messenma
kers zich in het nauw gedreven.
Ze kunnen de Duitse concurrentie niet meer mannen. Ze zoe
ken contact met elkaar teneinde een vuist te kunnen maken.
In 1657 doen de Goudse messenmakers aan hun collega’s in
Schagen het voorstel om gezamenlijk de Staten van Holland
te vragen om het prijsbederf tegen te gaan door de import
van Solinger messen door middel van invoerbeperkingen. Als
argument voeren zij aan dat de Solingers geen accijns voor
hun grondstoffen hoeven te betalen omdat die uit de eigen
omgeving komen; zij - Gouda en Schagen - moeten het staal
inporteren uit Zweden. De Schager messenmakers bespreken
de kwestie met hun burgemeesters en uit het antwoord blijkt
dat men de zaak bij de eerstvolgende vergadering van de Staten
aanhangig zal maken.
De contacten tussen de Goudse messenmakers en die van
Schagen liepen via een wel heel kort lijntje. Kort voor 1650 is
ene Aryen Jansz. Burgh vanuit Schagen naar Gouda getrokken.
Waarschijnlijk was hij al messenmaker oftenminste messen-
makersknecht, want in 1650 krijgt hij van de burgemeesters van
Gouda toestemming om het merk “Claverblad” te voeren. Het
feit dat hij deze toestemming krijgt met instemming van het
gilde zegt iets over zijn vakbekwaamheid. In 1657 blijkt hij in
Gouda inmiddels een ingevoerde en gerespecteerde vakbroeder
te zijn.
Het antwoord van de Schager messenmakers laat niet lang op
zich wachten en wordt aan deze Aerjaen Jansz. Burger ‘mes-
semaecker van Schagen op de Raeme daer de Claver uijt hanct
om voort te bestellen aen de Gildeknecht van der Gou’.
“Daer op sijn de messemaeckers baese van Schagen
die wel drie en dartich in t getal sijn bij den ander
gewest ende sijne geresolveert met die van der Gou
requeste te presenteren aen de Ed. Groot Mo. Heeren
de staeten van Holland wegens het incomen van de
Solinger messe, waer op al eeniige bij de Burge
meesters van Schagen sijn gewest om Haer attes
tenje mede te hebben die welcke saijde dat sij op de
eersten dachvaert van de Staeten van Hollant in den
Haeg mosten sijn ende namen aen aldan de gedepu
teerde van der Gou die alsdan op de dachvaert. sijn
het selve te communijceren ende alsoo gesamentlick
op ons aller name requeste aen de Staete van de
lande te presenterenIs dese bij mij voor
alle messemaeckers van Schagen geteijkent, Hend
rick Cornelis. Schagen desen 23 Junij anno 1657.
Op 1 augustus 1661 komen de Staten van Holland inderdaad
met een verordening tegen het invoeren en verhandelen van
deze ‘buitenlandse’ messen. Er wordt zelfs een boete van hon
derd gulden op gesteld. Echter.elke vorm van controle blijft
achterwegen en het effect isnul. De Goudse messenmakers
kunnen het hoofd niet boven water houden. Niet lang daarna
treft de Schager messenmakers eenzelfde lot. Je komt er weinig
over tegen in de archieven.Het aantal messenmakers loopt in de
tweede helft van de achttiende eeuw snel terug. Het is opvallend
dat je daarna veel smederijen tegenkomt met een slijphuis op de
plaatsen waar voordien een messenmaker was gevestigd; men
ging kennelijk terug naar het oude beroep.
Fred Timmer
14
Gildenarchieven Gouda
Notarieel archief Schagen
Erika Schlesinger - Solinger Handwerkszeichen,
Band I en II
“Messen uit Gouda” en “De Goudse messen (2)”
in Tidinge van die Goude, 1990 nr.1 en 1990 nr. 3.