Het zou nog tot in 1901 duren eer de
maat van de kaasmakers vol was.
miljoen kilo om. Dat leverde de gemeente elk jaar zo'n 40.000
gulden op. Ter vergelijking: de Schager gemeentebegroting
ging de 30.000 gulden niet te boven. Niet voor niets schreefde
Alkmaarsche Courant op 26 juni 1878: 'Maar hoe welkom het
wolvee ook op onze markten is, in den hoofdzetel van den kaashandel
zien wij toch liever de groote gele vruchten, die 2 malen daags geoogst
worden en, in den vorm van wik- en weegloonen, der stede kasse zoo
beteekenend helpen stijven.'
Trouwelick en vroomelick
De wik- en weeglonen hadden een lange geschiedenis. Nadat
de Alkmaarders in 1573 het beleg van de Spanjaarden hadden
gebroken, kregen zij voor hun 'trouwelick en vroomelick' gedrag
het recht van de waag. Dat was een stadsrecht, waaronder
handelaren werden verplicht producten als kaas en boter in de
stadswaag te laten wegen voor ze verhandeld werden. Ook Pur-
merend, Hoorn en Edam kregen dit privilege, omdat zij een rol
hadden gespeeld in het ontzet van Alkmaar. Sindsdien hieven
ze op hun markten wik- en weegloon. Die inkomensbron kwam
ernstig in gevaar toen Thorbecke in 1851 zijn gemeentewet
lanceerde. Met deze wet moesten de laatste privileges verval
len die steden nog genoten, waaronder het vrijelijk vaststellen
van waagbelasting. Maar de praktijk was weerbarstig. Invloed
rijk als zij waren kregen de vier steden gedaan dat de wik- en
weeglonen van de gemeentewet werden uitgezonderd en eens
per vijfjaar door het parlement zouden worden vastgesteld.
Vooralsnog waren de 80 cent per 100 kilo veilig, want het par
lement verlengde het bestaande tarief aanvankelijk klakkeloos.
Daarmee bleven de boeren uit de regio gedwongen de kaasstad
te spekken en betaalde de Alkmaarse burger de laagste hoof
delijke omslag - ozb zouden we nu zeggen - van alle steden in
Noord-Holland. Toen echter aan het eind van de jaren zeventig
de landbouwcrisis uitbrak, kwam de Hollandse Maatschappij
van Landbouw in het geweer, met in haar kielzog de Bond van
Kaasfabrieken. In 1878 opperden zij de gedachte om, uit protest
tegen de hegemonie van Alkmaar, in Schagen een kaasmarkt te
beginnen waar tegen kostprijs zou worden gewogen. Intussen
hielden zij druk op de Tweede Kamer, met als resultaat dat in
1886 het wik- en weegloon werd verlaagd van 80 naar 70 cent
en in 1891 naar 65 cent. Nog altijd was dat veel te hoog; de
kostprijs van het wegen werd geraamd op 20 cent per 100 kilo.
De maat vol
Het zou nog tot in 1901 duren eer de maat van de kaasma
kers vol was. De HMvL vormde met de Schager vereniging
Algemeen Belang een commissie, die bewerkstelligde dat op 22
oktober 1902 in Schagen een kaasmarkt van start ging, met een
eerste marktaanvoer van 30.540 kilo kaas. De kopers kwamen
van zo ver als Rotterdam. De vlag ging uit. Alkmaar was not
amused, maar hield vast aan zijn wik- en weegloon en deelde
een stoot onder de gordel uit. De Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant publiceerde een uit Alkmaar ontvangen bericht, als zou de
Schager kaasmarkt voor de duur van drie jaar ontbonden zijn.
De Schager Courant reageerde beheerst op dit 'leugenbericht':
'De onwaardige en kleingeestige wijze, waarop onze markt van den
beginne af vanuit Alkmaar is tegengewerkt, wordt door dit berichtje
voor de zoveelste maal bevestigd. Een nauwer aaneengesloten actie van
den kant der boeren-kaasmakers is het eenigegepaste en verdiende
antwoord.' Maar de rangen gesloten te krijgen vereiste meer dan
idealisme. De realiteit was dat op de Alkmaarse markt, waar de
grote kopers tegen elkaar opboden, hogere prijzen voor de kaas
werden betaald dan in Schagen. Andermaal won de porte
monnee het van de bevlogenheid en daarmee was de Schager
kaasmarkt tot de ondergang gedoemd. Hij begon veelbelovend,
maar doofde als een strovuur. De aanvoer kromp jaar na jaar, tot
een miezerige weekaanvoer van amper 2.000 kilo. De zieltogen
de markt kreeg in 1913 van de gemeenteraad het genadeschot.
In datzelfde jaar maakte de Alkmaarse kaasmarkt een record
omzet van 7.254.937 kilo kaas. Het wik- en weegloon stond in
middels op 50 cent, weer was er 35.000 gulden in de Alkmaarse
Kakelepost_04_17.indd 12