In de loop van de 17e eeuw ontstond in het rijke
Holland een buitenplaatscultuur van burgers die
een huis met tuin buiten de stad wilden hebben.
Deze mode leidde in sommige regio's in de 18e eeuw
tot prachtige buitenplaatslandschappen, met als
sprekende voorbeelden de Vechtstreek en Kenne-
merland en verder in de Hollandse droogmakerijen
als Beemster, Schermer en Zijpe en op het Zeeuwse
eiland Walcheren. Na de politieke en economische
omwenteling van 1795 verdwenen deze landgoede
ren ras uit het landschap, met name in Walcheren,
waar zo'n 140 buitenplaatsen hebben bestaan.1
Maar hoe was de situatie op het overige Hollandse platteland,
waar buitenplaatsen ogenschijnlijk niet zo'n opvallende plaats
innamen? In mijn onderzoek naar de bestuurselite van het
platteland en de kleine niet-stemhebbende steden in het gewest
Holland in de 18e eeuw, publiceerde ik in De Kakelepost over
de burgemeestersfamilies van Schagen in deze eeuw. Ook in
deze kleine marktstad Schagen, gelegen in het uiterste noorden
van het gewest, stuitte ik op het bestaan van een buitentuincul
tuur, zij het bescheiden.2 De buitentuinen met hun speel- of
tuinhuisjes in Schagen is dan ook het onderwerp van dit artikel.
De welstand van de Schagenaren in de 18e eeuw
Net als elders in het Hollandse Noorderkwartier was de Scha-
gense economie en demografie in de 18e eeuw sterk op zijn
retour. In 1622 had Schagen nog ruim 2600 inwoners, maar dat
aantal zakte terug naar circa 1290 in 1742 en ongeveer 1327
inwoners aan het einde van de 18e eeuw. Een derde van de
bevolking van Schagen was gereformeerd, een kwart rooms-
katholiek en vijf procent was doopsgezind.3
Rond 1750 was de landbouw de belangrijkste werkgever in
Schagen, met 20 tot 25% boeren op de totale beroepsbevolking.
Daarnaast waren er zo'n 20% ambachtslieden in o.a. de houtza
gerij en kaarsenmakerij. Slechts enkele procenten behoorden tot
de bovenlaag van hoger opgeleiden, zoals medici en notarissen.
De Schagense elite was niet buitengewoon rijk in de 18e eeuw.
In 1742 moest ruim vijfprocent van alle huishoudens belasting
betalen, dat betekent 18 personen met een jaarinkomen van
fl. 600 of meer. Deze groep was aanzienlijk kleiner dan die in
steden als Medemblik, Monnickendam en Purmerend met zo'n
13.4% taxabele bewoners. Het hoogste inkomen in 1742 was
fl. 1200 per jaar en in 1812 was het topinkomen niet veel hoger
met fl. 1139.4
Was er een buitenplaatscultuur in Schagen?
De speelhuisjes en -tuinen
Al was de Schagense bovenlaag niet zo geweldig rijk, men was
toch wel in staat om zich een buitenverblijf aan te schaffen.
Sommigen zochten het in de naburige Zijpepolder, waar al rond
1660 zo'n 90 buitenplaatsen waren te vinden. Na 1750 werd het
daar minder en er waren nog maar 22 over in 1780. Er waren
enkele Schagenaars die er rond 1710-1720 een buitengoed had
den, namelijk de burgemeesters Simon Rooker (ov. na 1722) en
Jan Visscher (ca. 1660-na 1732). Jan Visscher werd in 1718 tot
burgemeester benoemd en direct schafte hij zich een buiten
goed aan, dat na zijn dood tot 1795 in het bezit van de regenten
familie Barsingerhorn kwam (later De Surinaamse Vriend).5
Ook binnen het eigen grondgebied van Schagen was het bezit
van een tuin buiten de stad geliefd. In het begin van de 17e eeuw
waren deze voor nuttig gebruik met vruchtbomen en andere
gewassen. Later werd ook het recreatieve element belangrijk.
Groot waren die tuinen niet, niet meer dan een are (1000 m2)
en vaak veel minder. Er werd dan een huisje op gebouwd, ook
wel 'speelhuisje' genoemd. De eerste vermeldingen van een
tuin- ofspeelhuisje waren in 1682 en 1683. In 1682 verkocht
chirurgijn Claas Ens aan Jan Maartensz Bierdrager 'een thuijn
met sijn opstal en een speelhuijsjen daarop staande gelegen
binnen onser stede op het Laantje ...'.6
Er zijn zo'n tien tuinen met een speelhuisje in Schagen geweest.
Vijf tuinhuisjes daarvan bevonden zich aan het Hoflaantje (het
Avendorper Laantje achter de Loet) en nog eens vijf elders,
zoals aan de Hoep, op 't Noord, op de Hale, in Breekom (Aven-
dorp) en de Nes.
De Enkhuizer Hof lag aan de zuidzijde van
de Hoep, sectie C, nummer 64 (Numan,
Veldnamen van Schagen, p. 312).
De speeltuinen en
van Schagen
E LAX
12-
Kakelepost_03_17.indd 12
12-10-17 10:15