z/
U34&È
-A vüeJth*,.
VPèoe i
-, v cPotJ, -&r
~^sl>iWfas£&T^>7 tKW' «-z-^Czs^Th^-r^
Tï-ot. (nxsr ai&
fr-e*
verdienden 25 cent per uur, opperlieden 18 cent. Ondanks
de inzet van zo'n honderd arbeidskrachten vorderde het werk
minder snel dan gedacht. Veel heipalen en partijen steen werden
afgekeurd. Ook de trage aanvoer van materialen belemmerde de
voortgang.
Pas na een halfjaar was sprake van een officiële steenlegging.
Voor het klooster met zijn 32 cellen werd die eer gegund aan pa
ter provinciaal Keenen. Pastoor De Graaf mocht de eerste steen
voor de kerk leggen.
Thans ziet de man in, dat hij
verkeerd heeft gedaan met niet naar
den heer Bekkers te luisteren.
Van pater Nicasius Roijakkers, een van de medebestuurders
en als pastoor werkzaam in Haarlem, vernam Keenen op 3
november de laatste stand van zaken: 'Vlaming hoopt nog altijd
vóór den winter onder de kap te komen. Thans ziet de man in,
dat hij verkeerd heeft gedaan met niet naar den heer Bekkers te
luisteren. Hij ondervindt het tot zijn groote schade. Wij lijden er
in zooverre onder, dat het werk niet zoo flink is opgeschoten, als
het had kunnen en moeten geschieden.'
Ook architect Bekkers beklaagde zich in een briefvan 24 de
cember 1906 over de gang van zaken: Als het werk flink en ge
regeld was doorgezet zouden we reeds twee maanden geleden
zoover geweest zijn als nu, doch de aanvoer der materialen was
dikwijls bedroevend. Sinds het bezoek van Uw Hoogeerw. zijn
alle metselaars nog eens ruim een volle week naar huis gestuurd,
omdat er geen metselsteenen voorhanden waren.' Op 15
februari 1907 constateerde de architect: 'We zijn nu ongeveer
drie maanden ten achter.'
Financieel tekort
Na een werkbespreking op 29 juli 1907 hoorde Keenen van de
architect dat de aannemer hem had gezegd dat hij zeer veel aan
het werk te kort kwam. Keenen: 'De aannemer zelfheeft mij bij
die ontmoeting daarvan niets gezegd, omdat hij, naar hij mij la
ter bekende, niet gedurfd had. Volgens oordeel van den architect
moest dit enkel aan den aannemer zelven geweten worden, om
dat hij voor zulk een werk niet berekend was, slechts zelden zelf
bij het werk kwam en niet voor een degelijken uitvoerder en vol
doende toezicht had gezorgd. Ook was de architect van mening,
dat het groot tekort - ruim 35.000 gulden - hetwelk door den
aannemer werd genoemd, niet alléén aan den kloosterbouw,
maar ook aan andere zaken moest toegeschreven worden.'
Begin augustus confronteerde Vlaming de leiding van de
Franciscanen daadwerkelijk met de penibele situatie waarin hij
verkeerde. Pater provinciaal kreeg brieven, niet alleen van de
aannemer, maar ook van diens vrouw, moeder en zwager Schut,
waaruit bleek dat 'indien er geen bijzondere hulp kwam, een
faillissement onvermijdelijk was.'
Omdat de architect had verzekerd dat het geleverde werk zeer
goed was, schreef Keenen op 13 augustus aan zijn medebe
stuurders: 'Tot mijn groote spijt moet ik U mededeelen, dat het
zeer slecht staat met de zaken van Vlaming, den aannemer van
ons klooster te N. Niedorp. Hij komt daaraan 35.000 gulden
te kort. Er is zeer groot gevaar voor een faillissement, dat voor
een klooster in eene zoo ongeloovige streek iets vreeselijks zou
zijn. De begrooting van den architect was 147.500 gld; de drie
andere inschrijvers waren allen boven de begrooting; de aan
nemer Vlaming zat met 136.888 gld. ruim 11.000 gld. onder de
begrooting. Het geleverde werk is zeer goed. Nu is mijn vraag:
zoudt Gij het kunnen goedkeuren, dat die som van 11.000 of
een groot gedeelte daarvan door ons werd bijbetaald indien wij
daardoor een failliet van den aannemer kunnen voorkomen?'
Gratificatie
Het bestuur kon het voorstel billijken. Pater provinciaal mocht
Vlaming een gratificatie van 10.000 gulden bieden op voor
waarde dat daardoor een faillissement zou worden voorkomen.
Keenen: 'Den 18 September 1907 heb ik in het klooster te
N.Niedorp aan den aannemer Jos. Vlaming in presentie van zijn
zwager Schut - na er hen op gewezen te hebben, dat wij tot niets
verplicht waren - toezegging gedaan van eene gratificatie van
tienduizend gulden, welke hem na een maand zoude bezorgd
worden, op voorwaarde dat hij ons de bewijzen zoude leveren,
£fc-£A^?-?
~%yL£sy~
OA'^/Lecv-i^o/^'^d
^/$~tl^/Ptr-ri-oZe~ry
Passage uit het bouwjournaal van pater Vitalis Keenen, van 1904 tot
1910 de hoogste bestuurder bij de Franciscanen in Nederland.
16
Kakelepost_02_2017_20p.indd 16