De zuigelingen- en kindersterfte
was enorm in Schagen
van de 18e eeuw plaats, met Johannes Putter in 1798 en Cor-
nelis Hoogland in 1799. Daarna werd het minder. Landbouwer
Willem Stammes kon zich nog in 1801 een dure uitvaart ver
oorloven evenals notaris en rentmeester Pieter Westingh Junior
voor zijn ouders in 1804-1805. Maar oud-burgemeester Reijer
Barsingerhorn werd in 1809 pro deo begraven
De kindersterfte en het voortbestaan van regen
tenfamilies in Schagen
Het voortbestaan van families hing afvan de kinderen die hun
geslacht konden voortzetten. Maar juist daarin zat hem de
kneep: de zuigelingen- en kindersterfte was enorm in Schagen
en een dramatisch onderdeel van de 18e-eeuwse samenleving.
Daarin was Schagen geen uitzondering, want deze was overal in
Holland groot, ook bij de elite.
In Nederland lag de gemiddelde zuigelingensterfte (tot 1 jaar)
op een kwart en de kindersterfte tot 18 jaar op 50%. Er zijn
allerlei oorzaken genoemd voor het vroegtijdig overlijden van
kinderen: onvoldoende hygiëne, gebrekkige medische kennis,
onvoldoende ofverkeerd voedsel en drinkwater, de rol van de
borstvoeding, de nadelen van inbakering, ziekten als stuipen en
(darm)infecties, genetische aandoeningen (inteelt), onvoldoen
de zorg en toezicht van de ouders, het gebruik van een voedster
ofmin (kwam relatiefweinig voor in de Republiek) en zo meer.
Rond 1850-1870 was de kindersterfte in Holland en Zeeland
het hoogste van het gehele land. Ook West-Friesland scoorde
hoog en Schagen behoorde tot de top met meer dan 30% over
leden zuigelingen. Vooral de vochtige omgeving en de verzilting
van het water moeten in onze regio een rol hebben gespeeld.16
Als men eenmaal volwassen was geworden, kon men daarente
gen heel oud worden in Schagen. Bijna 60% van de 79 burge
meesters werden ouder dan 60 jaar en zo'n 34% ouder dan 70
jaar. En er waren zelfs zeven tot acht die de leeftijd van 80 jaar
bereikten, te weten twee tot drie familieleden Barsingerhorn,
verder één Hoep, Bosman, Blokker, Hogendorp en Lover. De
alleroudste burgemeester was Klaas Hoep (1695-1781), die 86
jaar is geworden. En niet omdat hij zo rijk was, want hij werd pro
deo begraven
Onder de Schagense regenten kwamen treurige tonelen voor
wat de kindersterfte betreft. Eén van de voorbeelden betreft
burgemeester Cornelis Hoogland (ca. 1720-1799). Hij trouwde
voor 1746 met een nichtje van de broers Bommel/Vlaming,
Neeltje Bommel (ca. 1720-1783). Zij kregen tussen 1746 en
1763 negen kinderen, die allen jong overleden. Van de dochters
waren er vijfdie Annaatje gedoopt werden. Wat een drama! Zijn
vrouw Neeltje en hij stierven uiteindelijk kinderloos en werden
in de hoogste klasse van fl. 30 begraven. Er was dus genoeg geld
geweest om ze op te voeden Met zijn overlijden verdween de
familie Hoogland in Schagen.
Ook de uit Meppel a&omstige burgemeester Jan Bocking
(1750-1816) had het zwaar te verduren. Sinds 1779 woonde
hij als grutter aan de Lagezijde. Hij verwekte twintig kinderen,
waarvan hij ongeveer zeventien ten grave moest dragen, waar
onder een tweeling in 1799. Zijn tweede vrouw Maartje Gorter
(1766-na 1805) kreeg de meeste (16) kinderen, waarvan er
slechts twee zonen volwassen mochten worden. Na ongeveer
100 jaar stierfde laatste van dit geslacht in 1917 uit.
Andere regentenfamilies die als gevolg van kindersterfte in man
nelijke lijn geheel uit de Schagense samenleving verdwenen,
en later ook elders, waren Hoflaan in 1788, Mamus in 1791,
Sasker(s) in 1803, Rouw in 1813, Honingvelt in 1819, Westingh
in 1838 en Guldewagen in 1855. Ook de familie Hoep leed
erg onder de zuigelingensterfte, maar ze stierf niet uit. Ondanks
goede huwelijken met leden van de regentenfamilies Streek,
Bluzé, Hoogland en Bommel, kregen ze weinig nazaten die vol
wassen werden. De laatste Hoep in Schagen stierfin 1827, maar
de familie leefde voort in Zijpe en Den Helder.
Conclusies
Uit het bovenstaande zijn de volgende conclusies over de
bestuurselite van Schagen in de 18e eeuw te trekken:
1. Van de bijna tachtig burgemeesters die Schagen hebben ge
diend tussen 1700 en 1810, hadden de meesten een ambachte-
lijk-industriëel beroep (27), gevolgd door de landbouwers (17)
en zij met een dienstverlenende functie (14). Van ruim twintig
burgemeesters is het beroep (nog) niet bekend. De bekendste
regentengeslachten en die het langst in het zadel zaten, waren
Barsingerhorn, Hoflaan, Hoep, Saskers, Hogendorp, Mamus,
Streek, Mulder, Boonacker, Bras, Guldewagen, Hogendorp,
Butter en Hoogland.
2. De meeste burgemeesters waren autochtoon en in Schagen
geboren. Slechts enkelen waren elders geboren, zoals de notaris
sen Anthony van den Heuvel en Dirk Hoflaan. Vanafde late 18e
eeuw kwamen er meer allochtone burgemeesters op het pluche,
zoals Denijs, Putter, Walig en Bocking.
3. De rol van rijkdom was niet alles bepalend bij de keuze van
de burgemeesters, een verschijnsel dat ook in Graft speelde.17
Volgens de begraafoelasting waren er elf families die hun overle
denen in de hoogste klasse van fl. 30 lieten begraven tegenover
twaalf families in de klasse van fl. 3 en vier in de klasse pro deo.
Iets meer dan de helft van 46 burgemeestersfamilies zat in de
klasse van fl. 6 en lager!
4. Voor 1795 waren alle regenten gereformeerd, alleen in
Burghorn waren ook katholieke bestuurders tijdens het oude
bewind. In Graft daarentegen deden de doopsgezinden al mee
voor 1795.18 De omwenteling van 1795 betekende een dras
tische verandering voor het bestuur van Schagen. Zeer weinig
voormalige regentenfamilies bleven aan de macht. De katholie
ken en de doopsgezinden kregen daarentegen een nieuwe kans.
In de jaren 1796-1798 waren er steeds twee tot drie katholieken
en één doopsgezinde betrokken in het stadsbestuur. Vooral
de boeren moesten na 1795 een flinke veer laten: er was nooit
meer dan één landbouwer in de municipaliteit (10 leden) in de
jaren 1796-1798. Na 1813 keerden overigens de oude' verhou-
22